&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
|
door KIRSTEN COENRADIE Natuurlijk waren voor het diner ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina op 6 september 1898 louter delicatessen gekozen. Zo lag als pièce de résistance ortolaan op de feestelijke bordjes. Een veel voorkomend zangvogeltje zo groot als een mus, inmiddels nagenoeg geheel uit ons land verdwenen. Veel meer vogelsoorten dan nu verdwenen destijds in de pan. Zo ook de ooievaar. Momenteel terug van weggeweest dankzij hulpprogramma's maar honderd jaar geleden nog gewoon te koop op de Amsterdamse Albert Cuypmarkt. Net als veldleeuweriken, nachtreigers, kwakken, lijsters en alle eenden- en ganzensoorten. Vogels waren een eeuw geleden echt vogelvrij. Wetgeving om ze te beschermen bestond nog niet en de gevederde vrienden werden vooral om hun 'nut' gewaardeerd. Vogels kijken, betekende vogels schieten, om ze vervolgens op te eten of te determineren. De verrekijker was een zeldzaam verschijnsel, vogelboeken begonnen net te verschijnen en cd's met vogelgeluiden zouden pas negentig jaar later opgang doen. In 1899 brak bij een aantal welgestelde en adellijke dames toch enig bewustzijn door. Hun actie tegen de met name in Amsterdam populaire hoeden met een complete stern of drie ijsvogels erop gemonteerd, zou in dat jaar leiden tot het oprichten van wat nu Vogelbescherming Nederland heet. Intensivering van de landbouw, verontreiniging, verandering van leefgebieden en verdroging hebben nogal wat schommelingen in de soorten en aantallen doen ontstaan. Behalve de ortolaan is ook het woudaapje een onbekende geworden in ons land. Kemphanen, kuifleeuweriken en korhoenders, een eeuw geleden nog talrijk, hebben het tegenwoordig zwaar. Roofvogels maken daarentegen, na bijna uit ons land te zijn verdwenen, een come-back. En er zijn ook nieuwkomers zoals de turkse tortel, de zwarte specht, de buidelmees en roodmus. Het op een weegschaal leggen van nut en schade heeft trouwens lang de waardering voor álle dieren bepaald. Een hond diende als bewaker, een kat om te jagen op muizen en ratten. In 1864 was dan wel de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren opgericht om de dieronvriendelijke hondenkarren de wereld uit te krijgen; pas in 1961 werd dit echt verboden. De eerste dierenwetgeving dateert uit 1875: het opzettelijk mishandelen van honden en katten werd strafbaar. In Nederland, met zijn lange bewoningsgeschiedenis, heeft de mens altijd het landschap bepaald en veranderd. De zogenaamde woeste gronden namen honderd jaar geleden vijf keer zoveel plaats in als nu. De Zeeuwse Deltawerken bestonden nog niet, dus de getijden konden in de Biesbosch hun gang gaan. De niet gekanaliseerde beken stroomden vrijelijk en de rivieren waren schoon; op de grote aantallen zalm en steur werd beroepsmatig gevist. Zalm was zelfs zo gemeengoed dat het verhaal gaat dat dienstmeisjes een eeuw geleden bedongen niet meer dan drie keer per week zalm te hoeven eten. Bos was er in 1899 niet veel meer. Veel bomen waren opgeofferd aan woningbouw en brandstofvoorziening of gekapt om met het oog op de enorme bevolkingsgroei broodnodige landbouwgronden te creëren. Het ontbossen en de overbegrazing van de hei hadden echter onvoorziene gevolgen: de zo gewenste akkers dreigden te worden verslonden door oprukkende zandverstuivingen. Om dat proces tegen te gaan werd eveneens precies een eeuw geleden Staatsbosbeheer opgericht. Het milieu? In 1899 nog geen item. En de natuurbescherming? Die stond nog in de kinderschoenen. Vergeleken met andere landen was Nederland bepaald geen koploper. In 1896 verscheen voor het eerst het tijdschrift 'De Levende Natuur', onder redactie van E. Heimans, J. Jaspers jr en Jac. P Thijsse. Heimans en Thijsse waren niet zo maar gedreven onderwijzers maar ware volksopvoeders die hun (amateur-)publiek leerden op een andere manier naar de natuur te kijken. Het tweetal stond aan de wieg van verschillende natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuurmonumenten in 1905. Maar evengoed vinden we in het meinummer 1899 van De Levende Natuur nog een artikel hoe je je vlinderverzameling kunt verrijken. Het eenvoudigste zou dat gaan door rupsen te kiezen en niet achter de moeilijk te pakken vlinders aan te gaan. Geen wonder dat vlinders, naast reptielen en amfibieën, de grote verliezers van de afgelopen eeuw genoemd mogen worden. Maar er verdween meer: de otter wordt sinds begin jaren '80 als uitgestorven beschouwd. Bevers de laatste werd in 1826 bij abuis doodgeslagen in Zalk zijn er mondjesmaat wel weer: dankzij herintroductie in de Biesbosch en de Gelderse Poort. Het geplande uitzetten van zee-arenden stuitte kort geleden echter op veel verzet en deed de al een eeuw gevoerde discussie weer oplaaien over de vraag of de mens onderdeel is van de natuur of dat de natuur iets, exclusief de mens is. We zeggen het de dichter J.C. Bloem (1887-1966) na met zijn gedicht 'Domweg gelukkig in de Dapperstraat': 'Natuur is voor tevredenen of legen. En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant.' Terug naar '100 jaar Nederland'
|