|
Meerdere doelen (Foto: REUTERS)
|
BAGDAD - Bij nieuwe bombardementen op de Iraakse hoofdstad Bagdad is in de nacht van zondag op maandag het Iraakse ministerie van informatie geraakt, heeft het Amerikaanse Central Command maandag gemeld. Het bombardement op het ministerie had tot doel de communicatiemogelijkheden van Saddam Husseins regime in te perken, aldus Central Command in een verklaring.
In de stad Hindiya zijn volgens het Amerikaanse leger tientallen Iraakse soldaten gevangengenomen die tot de Republikeinse Garde zouden behoren. De krijgsgevangenen droegen het insigne van de Garde, een driehoek, en verklaarden tot de Brigade van Nebuchadnezzar te horen, die is gestationeerd in Tikrit, de geboorteplaats van Saddam Hussein.
Volgens Central Command zijn bij de bombardementen op Bagdad voor het eerst in de geschiedenis B-1, B-2 en B-52-bommenwerpers tegelijkertijd ingezet om hetzelfde doel te treffen. Na een reeks explosies die de stad in de vroege morgen opschrikte waren grote rookwolken te zien boven het ministerie van informatie. Volgens het televisiestation Abu Dhabi, dat beelden toonde van na het bombardement, stond het perscentrum van het ministerie in brand.
De inwoners van Bagdad werden gewaarschuwd voor de aankomende bombardementen door een "God is groot" dat herhaaldelijk uit de minaretten van moskeeën schalde. De laatste nachten hebben de luidsprekers van de moskeeën de sirenes die normaal gesproken waarschuwen voor de luchtaanvallen vervangen. Ten teken dat het gevaar van bomexplosies is geweken, klinkt "God is groot, ze zijn weg" uit de minaretten.
In de opmars richting Bagdad stuitten Amerikaanse militairen maandag bij Hindiya op verzet. Bij de stad ligt een brug over de Eufraat die voor de coalitiestrijdmacht van belang is om verder op te kunnen rukken naar de hoofdstad. Volgens het Amerikaanse leger zijn bij Hindiya zeker vijftien Iraakse strijders gedood en enkele tientallen gevangengenomen.
Ten zuiden van Hindiya werd strijd geleverd bij de sjiitische heilige stad Najaf en bij Samana, waar volgens Central Command zo'n honderd Iraakse paramilitaire strijders zijn gedood en ongeveer vijftig krijgsgevangen zijn gemaakt.
In het noorden van Irak hebben Koerdische strijders terrein gewonnen in hun opmars naar de oliestad Kirkuk. De Koerdische troepen stuitten daarbij niet op weerstand van Iraakse militairen, die zich vermoedelijk hergroeperen aan de rand van Kirkuk om de stad te verdedigen. "We naderen ons doel", zei de Koerdische bevelhebber Ares Abdullah.