NEW YORK - De Verenigde Naties willen dat de lidstaten 2,2 miljard dollar storten voor humanitaire hulp aan Irak in de komende zes maanden. Ruim de helft van het geld moet worden besteed aan voedselhulp via het Wereldvoedselprogramma (WFP).
Secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties krijgt de komende 45 dagen de leiding over de humanitaire kant van het olie-voor-voedselprogramma voor Irak. Dat is de strekking van een resolutie die de VN-Veiligheidsraad vrijdag unaniem heeft aangenomen.
Het programma voorzag 60 procent van de Iraakse bevolking van voedsel, maar werd opgeschort kort voor het begin van de Amerikaans-Britse invasie. Hulporganisaties schatten dat de meeste Irakezen in mei door hun voedsel heen zijn.
Bij het opstellen van de resolutie over het olie-voor-voedselprogramma hebben Rusland en Syrië bedongen dat de tekst de oorlog niet achteraf mag goedkeuren, niet moet uitgaan van een verandering van leiderschap in Irak en de Verenigde Staten niet de controle mag geven over het banksaldo van het programma, dat enkele miljarden dollars groot is.
Rusland was ook bezorgd over de soevereiniteit over de Iraakse olievoorraden. De Amerikaanse VN-ambassadeur John Negroponte zei dat de resolutie slechts een technische aanpassing behoefde en dat "enge economische belangen en niet ter zake doende politieke kwesties" buiten beschouwing moesten worden gelaten.
Onder het olie-voor-voedselprogramma mag Irak onbeperkte hoeveelheden ruwe olie verkopen, mits de baten worden gebruikt om voedsel, medicijnen of humanitaire goederen aan te schaffen voor de bevolking. De saldi worden beheerd door de Verenigde Naties. Annan heeft gezegd dat het van de militaire situatie en de veiligheid van het VN-personeel afhangt hoe snel de hulpverlening op gang komt.
Meer dan tachtig regeringsvertegenwoordigers hebben woensdag en donderdag tijdens de eerste open vergadering van de Veiligheidsraad sinds het begin van de Irak-oorlog over het conflict gesproken. Een grote meerderheid was tegen de oorlog en slechts een tiental tien landen steunde openlijk het beleid van de Amerikaanse president George Bush.
Een aantal Arabische landen heeft met steun van lidstaten van de Niet-Gebonden Landen (NGL) de Veiligheidsraad gevraagd een einde te maken aan het Amerikaans-Britse offensief om Saddam Hussein ten val te brengen. Een resolutie werd niet ingediend, omdat zowel de VS als Groot-Brittannië vetorecht hebben in de Veiligheidsraad.
Secretaris-generaal Annan zei dat de oorlogvoerende partijen de plicht hebben de burgerbevolking te ontzien, op zo groot mogelijke schaal humanitaire hulp moeten toestaan en gewonden en krijgsgevangenen in overeenstemming met het oorlogsrecht moeten behandelen.
De Iraakse VN-ambassadeur Mohammed Al-Douri noemde de VS hypocriet, omdat ze alsmaar hameren op de humanitaire nood die in Irak ontstaat door de weigering van de regering van Saddam om hulp toe te laten. "Als de VS zich werkelijk zorgen maken om de humanitaire situatie in Irak, houden ze op met het voeren van deze oorlog", aldus Al-Douri. Toen de ambassadeur de VS beschuldigde van lang gekoesterde plannen om Irak te bezetten en een groot deel van de bevolking uit te roeien, verliet de Amerikaanse ambassadeur Negroponte de vergadering.