NEW YORK - De VN-Veiligheidsraad heeft vrijdag unaniem besloten het zogeheten olie-voor-voedselprogramma voor Irak voort te zetten. Het programma, door de Verenigde Naties opgeschort aan het begin van de oorlog, voorziet erin dat Irak gecontroleerd olie kan exporteren. Met de opbrengsten moeten voedsel en medicijnen worden gekocht voor de noodlijdende bevolking.
De Veiligheidsraad heeft nu besloten het programma in eigen beheer weer te activeren voor in elk geval 45 dagen, met de mogelijkheid van verlenging. Tot dusver werd het programma in samenwerking met het Iraakse regime uitgevoerd.
VN-secretaris-generaal Kofi Annan krijgt de bevoegdheid 'technologische en tijdelijke aanpassingen' aan het programma te doen, zoals het controleren van de contracten die Irak afsluit om er zeker van te zijn dat voedsel en medicijnen prioriteit krijgen. Hij moet dat doen in overleg met de Veiligheidsraadscommissie die toeziet op de sancties die aan Irak zijn opgelegd. Duitsland is daarvan momenteel voorzitter.
Wanneer het programma weer van start gaat, is nog niet duidelijk. Dat is afhankelijk van de veiligheid in het land. Naar schatting 60 procent van de Iraakse bevolking was voor de oorlog afhankelijk van het humanitaire programma. Momenteel is in het kader van het programma 2,5 miljard dollar beschikbaar.
De Verenigde Staten wilden dat het programma voor langer dan 45 dagen wordt voortgezet en dat de commissie voor de sancties zich er niet mee zou bemoeien, aldus diplomaten bij de VN. De Verenigde Staten hebben zich er tot het laatst, maar vergeefs, tegen verzet dat in de tekst van de resolutie wordt gesproken van een 'bezettingsmacht' als het gaat over de Amerikaanse en Britse troepen en dat de tekst verwijst naar de conventies van Den Haag en Genève, die de bezettingsmacht verantwoordelijk maken voor het lot van de burgerbevolking. Ook moet de bezettingsmacht zorg dragen voor de veiligheid en de bewegingsvrijheid van medewerkers van de VN en van hulporganisaties.
De keuze voor de term 'bezettingsmacht' is waarschijnlijk het resultaat van het verzet van Rusland, China, Frankrijk en Syrië, tegenstanders van de oorlog, tegen samenwerking met de Britten en Amerikanen bij het olie-voor-voedselprogramma. Zij waren van mening dat de VN daarmee impliciet de oorlog zouden legitimeren. Bovendien vinden ze dat Londen en Washington ook zelf een grote verantwoordelijkheid hebben jegens het Iraakse volk.
De VN hebben de internationale gemeenschap vrijdag gevraagd om 2,2 miljard dollar voor noodhulp aan de Iraakse bevolking voor de komende zes maanden. Dit geld is volgens de VN-hulporganisaties nodig naast het olie-voor-voedselprogramma. De gezamenlijke VN-hulporganisaties vinden dat de bezettingsmacht in Irak de hoofdverantwoordelijkheid voor de bestrijding van de humanitaire nood moet dragen. Zij zou de verdeling van levensmiddelen en medicamenten moeten verzorgen.
Van de 2,2 miljard dollar is ongeveer 1,3 miljard nodig voor voedsel en drinkwater. De rest is bestemd voor het beheer van vluchtelingenkampen buiten Irak.