BAGDAD - De Iraakse minister van Economische Zaken Mohammed Saleh heeft de Amerikanen en de Britten dinsdag verweten de leveringen in het kader van het olie-voor-voedselprogramma te verhinderen. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan stopte de leveringen toen de Amerikanen en Britten de aanval op Irak begonnen.
In de buurlanden van Irak liggen grote hoeveelheden voedsel opgeslagen, maar Annan wil pas verder gaan met de leveringen als het veiliger is voor de internationale hulpverleners in Irak. Volgens het programma, dat in 1995 is ingesteld, mag Irak olie exporteren als het de opbrengst uitsluitend gebruikt om de bevolking van de eerste levensbehoeften zoals voedsel en medicijnen te voorzien.
De Iraakse regering zegt nog voor een aantal maanden voorraden te hebben en beschikt over genoeg geld om nog voor twee jaar voedselhulp in te kopen.
In een brief aan de Veiligheidsraad zegt Annan dat slechts minimale aanpassingen nodig zijn om het programma weer operationeel te maken. Tot nu toe verliep de distributie van de humanitaire hulpgoederen in samenwerking met het bewind van Saddam Hussein. Het maakt Annan niet uit met wie hij het programma gaat voortzetten. "We moeten niet vergeten dat 60 procent van de bevolking afhankelijk is van deze hulp", aldus de secretaris-generaal. De VN-Veiligheidsraad komt dinsdagmiddag bijeen om te praten over zijn voorstel.
Unicef, het kinderfonds van de VN, heeft in Irak nog 160 lokale hulpverleners. Die concentreren zich momenteel op de watervoorziening in Basra en Bagdad.
Aparte hulporganisaties van de VN vragen honderd miljoen dollar extra, nu de hulp belangrijker is geworden sinds de stop van het olie-voor-voedselprogramma. De fondsen zullen gebruikt worden voor de bescherming van de graanoogst, nieuwe oogsten, de kippenindustrie en medicijnen, aldus een medewerker van de VN voedsel en landbouworganisatie.