Voor
kinderen van 'foute' ouders blijft de oorlog voortduren
"MIJN VADER WAS NSB'ER"
door Marjolein Hurkmans
Het is inmiddels 57 jaar geleden
dat Nederland werd bevrijd van de Duitse bezetters.
Voor veel mensen een heuglijke dag. Voor anderen begon
op 5 mei 1945 een nieuwe strijd. Een die veel langer
duurde dan vijf jaar en voor sommigen nog steeds voortduurt.
Zij waren de kinderen van de verraders, de NSB'ers,
de moffenhoeren. In het Algemeen Rijksarchief in Den
Haag ligt in ontelbare dozen de geschiedenis van hun
jeugd opgeslagen. Vorig jaar zochten ongeveer 2000
mensen in de stoffige dossiers naar de waarheid.
DRONTEN/DEN HAAG - Als je de dossiers
met daarin de informatie over 'foute Nederlanders'
tijdens de oorlog achter elkaar legt, dan krijg je
een strook papier van 4.000 strekkende meter. Deze
hele stapel mappen vol beladen informatie ligt opgeslagen
in het landelijk archief in Den Haag waar ieder jaar
wel een aantal zenuwachtige vijftigplussers ze schoorvoetend
opvragen. De dag waarop ze na jaren aarzelen over
de vraag of ze wel willen weten wat papa, mama, oma
of opa precies wel of niet misdaan heeft in de Tweede
Wereldoorlog, de knoop doorhakken en de verslagen
van het toenmalige oorlogstribunaal lezen, is voor
hen de dag van de bevrijding.
"4 mei gaat voor mij in stilte voorbij",
zegt Pragit Koot. "En op 5 mei was de oorlog voor
mij niet afgelopen. Vrede voelde ik pas zo'n 50 jaar
later toen ik in staat was het dossier over mijn vader,
lid van de NSB en na de oorlog twee jaar gedetineerd
geweest, in te zien. Ik vond het ontzettend eng. Zo
van 'mijn god, wat zal ik hier vinden? Heeft mijn
vader echt niemand verraden, niemand doodgeschoten,
zoals hij ooit beweerde? Ik had zoveel vragen, mijn
verleden was zo duister en zo onuitgesproken. Ik moest
voor mezelf de antwoorden vinden."
Schriftelijk verzoek
"Wie informatie over zijn familie
ten tijde van de oorlog wil hebben, moet daarvoor
eerst een schriftelijk verzoek indienen", legt een
medewerker van het Rijksarchief uit. "Er gaan meestal
een aantal weken overheen voor wij bericht kunnen
sturen of we wel of niet over de gevraagde informatie
beschikken. Daarna kan er een afspraak worden gemaakt.
Onze archiefmedewerkers lezen het dossier van tevoren,
dus ze weten wat iemand te weten gaat komen. Ze hebben
speciale trainingen gevolgd om die mensen een beetje
op te vangen. Soms is de pil bitterder dan verwacht."
Pragits vader was niet eens zo heel
erg fout. Als hoofdonderwijzer van het dorp waar hij
indertijd woonde, werd hij door de burgemeester gevraagd
geld en goederen in te zamelen voor het pro-Duitse
Winterhulp in Friesland. De socialist in hart en nieren
voelde zich aangetrokken tot het initiatief dat mensen
die het minder hadden een beter leven probeerde te
bieden en sloot zich aan bij de Nationaal-Socialisten.
"Hij was alleen papieren lid", zegt zijn dochter.
"Eerst van de NSB, later ook van de SS, maar hij is
nooit actief voor de partij geweest. Toen ik een jaar
of zestien was, heb ik hem wel eens gevraagd: 'Papa,
wist jij dat de joden werden afgevoerd en vergast?'
Hij antwoordde: 'Nee kind, daar had ik geen vermoeden
van en nu ik het wel weet ben ik dolblij dat Hitler
de oorlog heeft verloren, want waar moet het heen
met de wereld als een volk systematisch vermoord kan
worden?' Hij sprak op dat moment de waarheid. Daar
ben ik zeker van."
Uit het dossier van Pragits vader
blijkt ook nergens dat hij joden verraden zou hebben
of anderszins het slechtste in zichzelf naar boven
liet komen. Hij was adjunct-directeur van Winterhulp,
zo vertelt Pragit. Alleen dat gegeven en het feit
dat hij lid was van de NSB maakte dat hij en zijn
vrouw op 17 april 1945 werden gearresteerd. Pragits
moeder werd vrijwel meteen weer vrijgelaten; haar
vader zat twee jaar in diverse concentratiekampen.
"Hij zat zelfs in Westerbork", zegt Pragit, "en als
de bewakers zich verveelden, dan schoten ze in het
wilde weg op de gedetineerden. Een NSB'er was niks
waard na de oorlog. En hoewel alleen mijn vader lid
was, werd ons als gezin met drie kleine kinderen alles
afgenomen en werden we uit onze woning gezet. Mijn
vader had na zijn vrijlating geen baan meer. Wij leefden
in grote armoede." En in stilzwijgen. Over het verleden
kon en mocht niet gesproken worden. "Maar iedereen
wist het natuurlijk in het dorp waar wij woonden.
Als ik met een vriendinnetje wilde spelen, mocht ik
nooit het huis binnen. Ik moest buiten wachten en
mijn allereerste vriendje, een jongen van het internaat,
werd bij de directeur geroepen om hem te waarschuwen
tegen omgang met mij. Mijn vader was immers 'fout'
geweest. Ik herinner me dat ik als verpleegkundige
werkte in het Burgerziekenhuis. Een van de huishoudsters,
tante Koos, was altijd ontzettend lief voor me. Met
Sinterklaas kreeg ik zelfs een cadeautje van haar.
Ik wist niet wat me overkwam en ik vertelde haar mijn
geschiedenis. Ze zei: 'dat kun je hier maar beter
niet vertellen'. Daarna is ze nooit meer aardig tegen
me geweest."
Leren zwijgen
Van dergelijke ervaringen leer
je zwijgen. In een gezin met 'foute ouders' wordt
nooit over het verleden gesproken: "Want als je liegt,
dan loop je op een gegeven moment tegen de muur",
zegt Pragit. "Het heeft mijn leven heel moeilijk gemaakt",
vertelt ze. "Je achtergrond is overal mee verweven.
Wat je ook wilt vertellen over je jeugd leidt onherroepelijk
naar je 'foute vader': 'Ik zat al op mijn derde
op de kleuterschool." "O, hoe kwam dat?" "Omdat mijn
moeder moest werken zodat we te eten hadden." "Waarom
moest je moeder dan werken?" "Omdat... enzovoort'.
Het was praktischer om maar gewoon helemaal niks
te vertellen. Dat brak me enorm op. Dat eeuwige zwijgen
maakte dat ik mensen heel ver van me afhield. De doorbraak
kwam toen mijn werkgever een aantal jaren geleden
tijdens een functioneringsgesprek zei: 'Het enige
dat ik op je aan kan merken, is dat ik zo moeilijk
contact met je krijg.' Toen ben ik vreselijk gaan
huilen. 'Ik durf ook niks te vertellen, want mijn
vader was een NSB'er', snikte ik. Hij had gelukkig
heel veel begrip, kende iemand die ook uit een NSB-gezin
kwam en wees me op het bestaan van Werkgroep Herkenning,
een belangenvereniging van kinderen van foute ouders."
Sociaal uitgestoten
Mevrouw Alein van de Stichting Ikodo,
een door de regering gesubsidieerd instituut dat zich
bezighoudt met oorlogsgetroffenen, heeft als maatschappelijk
werkster regelmatig met kinderen van 'foute ouders'
te maken. "Het gaat om volwassenen met een zeer laag
gevoel van eigenwaarde", legt ze uit. "Van jongs af
aan hebben ze geleerd zichzelf zo min mogelijk bloot
te geven. zowel verbaal als non-verbaal kregen ze
immers de boodschap dat ze eigenlijk niet mogen bestaan.
Ze werden sociaal uitgestoten en aangezien een aantal
van hen zo jong was tijdens de oorlog dat ze nauwelijks
weten waaraan ze die afkeuring te danken hebben, betrekken
ze dat op zichzelf: 'ik ben niets waard omdat ik niets
waard ben'. Het worden mensen die heel erg hun best
doen het anderen naar de zin te maken, die zichzelf
totaal wegcijferen omdat ze ervan overtuigd zijn dat
zij geen enkel recht hebben in het leven.
Het bewustwordingsproces dat de maatschappelijke
afkeuring niets met hen persoonlijk te maken heeft,
maar het gevolg is van daden van hun ouders, gaat
heel langzaam. Pas als ze zich dat realiseren, gaan
ze aan hun probleem werken. Het lotgenotencontact
van de Werkgroep Herkenning is daarbij een hele goede
eerste stap. Juist omdat er altijd vooral gezwegen
is, is het een enorme opluchting te ontdekken dat
je niet de enige bent. Daarna komt het opkrabbelen.
Zelfs 50 jaar na de oorlog, na een halve eeuw van
zwijgen, kun je nog een heel ander mens worden, een
eigen leven gaan leiden waarbij je jezelf niet wegcijfert
in de hoop op alsnog een beetje waardering, maar de
keuzes gaat maken waardoor je zelf gelukkig wordt."
In de werkgroep praten lotgenoten
met elkaar over het oorlogsverleden van hun ouders
en hoe dat hun jeugd heeft beïnvloed. "Ik denk zo
vaak 'waarom was mijn vader geen verzetsstrijder?'.
Dan had ik bij de jaarlijkse herdenking ook op de
Waaldorper Vlakte kunnen staan", zegt Pragit, "in
plaats van op 4 mei hier thuis te wachten tot de dag
voorbij is. Gelukkig is mijn oudste dochter op 5 mei
geboren. Sindsdien heb ik in ieder geval het gevoel
dat ik wel het recht heb om bevrijdingsdag te vieren."
Pragit begon 4 jaar geleden aan de moeizame verwerking.
Ze nam deel aan de praatgroepen van de werkgroep en
bezocht samen met haar moeder een voormalig concentratiekamp
en haar ouderlijk huis van waaruit haar ouders vlak
voor het einde van de oorlog waren weggevoerd. Naar
het Rijksarchief ging ze echter alleen.
Alles weten
"Vijftig jaar na de oorlog wilde
ik alles weten en het daarna ook aan iedereen vertellen.
Zo van: 'hier is mijn verhaal, vreet het maar op!
Wij waren ook een onderdeel van de oorlog.' Er waren
meer NSB'ers in Nederland dan verzetsstrijders. Als
je de oorlogsverhalen hoort, lijkt het alsof iedereen
die niet met de vijand meeliep hem actief tegenwerkte.
Niets is minder waar. Mijn moeder heeft een jeugdvriend
die ze jaren later nog eens tegenkwam. Die man is
stinkend rijk geworden door in de oorlog aardappels
naar Berlijn te vervoeren. Was hij echt minder fout
dan mijn vader?"
"De termen 'fout' en 'goed' zijn
voor mij inmiddels een stuk minder absoluut geworden.
Het is allemaal niet zo zwart/wit. Ik ken niet langer
slechts twee werelden, die van 'goed' en 'fout' waarbij
ik per definitie bij de verkeerde kant hoor. Ik ben
niet het zielige kind gebleven dat met een taboe leeft.
De Werkgroep Herkenning en mijn gang naar het Rijksarchief
hebben mij geholpen zelf ook 'bevrijd' te raken. Ik
heb mijn rust gevonden."