'O
Brother Where Art Thou?'
George
Clooney zingend op de vlucht
door Eric Koch
Met zijn pommadekapsel en zijn streepsnorretje roept George
Clooney herinneringen op aan de vroegere Hollywood-charmeur Clark
Cable in 'Oh brother, where are thou'. Met reden: regisseur Joel
Coen koos het decor van de Amerikaanse depressietijd voor een muzikale
komedie rond drie kruimeldieven die ontsnappen uit een werkkamp.
Clooney, de slimste van het drietal, zegt een schat verborgen te
hebben, maar kiest in werkelijkheid de weg naar huis. Zijn echtgenote
(Holly Hunter) staat op het punt in het huwelijk te treden met een
keurige boekhouder.
Onderweg zetten Joel en zijn broer Ethan hun onhandige helden een
reeks hindernissen en vreemde personages voor, onder wie een verbeten
politie-inspecteur, een vluchtende bankrover, verleidelijke waternimfen
en een Ku Klux-clan-kopstuk in de persoon van John Goodman. Dat
alle problemen uiteindelijk met een vloedgolf worden weggespoeld,
is veelzeggend.
De broertjes Coen missen de inspiratie om een bevredigende rode
draad door een reeks van anekdotische invallen te rijgen. George
Clooney treedt met ere in de voetsporen van zijn beroemde voorganger,
de liedjes zijn aardig en het sfeertje van de jaren dertig is aardig
getroffen, maar veel om het lijf heeft het allemaal niet.
|