&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT=""> Eurojet

Een eeuw winkelen in Nederland

door Patricia Boon, Joan van den Dungen en Marjolein Hurkmans

Een grote lange tafel, met daarop datgene wat die dag de pot schaftte. En als het bedtijd was, ging iedereen naar zijn of haar slaapvertrek. Soms deden ze eerst misschien nog een spelletje in de gemeenschappelijke ruimte. Of men rookte een pijp, met door de baas verschafte tabak. Dan de volgende dag vroeg uit de veren. Op naar de winkel, één deur verder, waar de klanten bediend dienden te worden. Wie honderd jaar geleden in een winkel werkte, leidde een leven waar Veronica's 'Big Brother' nog wat van kan leren. Niks geen honderd dagen; winkelpersoneel woonde een leven lang intern met slechts één salaris-uitbetaaldag per jaar. Het is maar een van de vele anekdotes die Hans de Weerd met smaak weet op te dissen over het winkelleven anno 1890. Hij is de organisator van de expositie '100 jaar winkelen' die te bezoeken is op de 'IT in retail-beurs' in Utrecht.

Hans de Weerd is al weken met de geschiedenis van de detailhandel bezig. Hij dook in de archieven van o.a. Vendex en het Joods Historisch Museum en wist zo allerhande fotomateriaal en curiosa op te diepen die op de beurs worden tentoongesteld.

Zo zag een winkelstraat er honderd jaar geleden uit. Foto: Vendex-archief

"Het is de bedoeling dat bezoekers van de beurs het idee hebben dat ze door een winkelstraat van 100 jaar geleden lopen", vertelt De Weerd. "Daartoe hebben we aan weerszijden van een lange gang twee enorme doeken opgehangen van 4 meter hoog en 10 meter lang waarop hele oude archieffoto's zijn geprojecteerd. Via met foto's beplakte poorten komt men dan telkens in een ander decennium. Tussen de poorten in kunnen bijvoorbeeld oude kassa's, weegschalen en vitrinekasten met curiosa worden bekeken."

De laatste poort in het rijtje geeft toegang tot een beursruimte van 500 m vol met snufjes die de winkel in de volgende eeuw illustreren. "Zoals bijvoorbeeld een winkelwagentje dat tegen je praat", vertelt de organisator. "Dat houdt precies je koopgedrag in de gaten en vertelt je dan al winkelend dat waarschijnlijk je tandpasta bijna op is en dat er een leuke aanbieding is in de volgende gang."

Als u dat bizar vindt; wat dan van de volgende gadget: "In de toekomst is ook een pincode niet meer nodig omdat de kassa-computer door irisherkenning aan je ogen kan zien of jij bent wie je voorgeeft te zijn", voorspelt De Weerd. "En een andere mogelijkheid is een computerverbinding tussen je keukenkastje en de supermarkt. Op het moment dat jij het laatste pak koffie van de plank pakt, brengt je kast je daarvan op de hoogte en zet men in de winkel alvast een nieuw pak klaar."

De tentoonstelling is te zien tijdens de vakbeurzen InterStore, It in Retail en Franchise Formule van maandag 11 t/m woensdag 13 oktober. De beurzen (waarvoor een gezamenlijk kaartje à ƒ35,- gekocht dient te worden) zijn dagelijks geopend van 10.00 uur tot 18.00 uur en op dinsdagavond tot 22.00 uur. Omdat het hier om vakbeurzen gaat en niet iedereen in de detailhandel werkt, selecteerde Neon ook nog drie winkels in Nederland die uit eigen ervaring weten hoe het is om honderd jaar lang klanten te bedienen.

Antoon de Jong 115 jaar begrip in Tilburg

Na vier generaties is er veel veranderd bij de firma Antoon de Jong, Tilburgs enige winkel voor de artistieke hobbyist en de Rembrandt in wording. Vooral het assortiment wijzigde nogal eens. De zaak aan de Nieuwlandstraat is in 115 jaar tijd uitgegroeid van een eenvoudig verffabriekje tot een moderne teken- en schildermaterialenshop met tien man personeel.

"Zelf kan ik voor geen meter schilderen of tekenen", bekent Clemens de Jong (43), die nu de scepter zwaait maar als peuter al door de zaak heenkroop. "Op school had ik altijd ruzie met de tekenleraar. Ik brouwde er niks van, vond hij. Nu kunnen we daar samen smakelijk om lachen. De goede man komt hier nog regelmatig spullen halen."

Een schilderwalhalla in Tilburg dat al generaties lang wordt gerund door de familie De Jong. Foto: Van Eijndhoven

Vijftien jaar geleden, toen reclameteksten veelal nog met wrijfletters gezet werden, nam Clemens de zaak over van zijn vader, die net als de oprichter ook Antoon heet.

"Tegenwoordig hebben we ons volledig toegelegd op het teken- en schilderwerk. Dat artistieke volkje is een leuke doelgroep. Ze komen vaak met aparte ideeën aanzetten. Laatst vroeg iemand om een metersgroot doek, waar hij met een rolstoel overheen moest kunnen rijden. Hij wilde een schilderij maken met de sporen van zijn banden."

"Er wordt steeds vaker geëxperimenteerd met allerlei combinaties van technieken. Dat houdt het vak spannend, maar kan wel eens misgaan. Ik moet dus wel weten waarover ik praat als ik iemand iets verkoop. En als ik het niet weet, dan ga ik er achteraan, babbel met leveranciers, bel eens met een collega. Meestal kom ik er wel uit."

De bescheiden Brabander wordt door zijn vaste klantenkring op handen gedragen om zijn vakmanschap. Terwijl leeftijdgenoten zich op de dansvloer in de disco vermaakten, vertrok Clemens als snotneus naar het buitenland om ervaring op te doen. Hij stak zijn licht op in een penselenfabriek in Neurenberg, werkte zich te schompes bij een potlodenfabrikant in Engeland en liep stage bij een papierproducent in België.

"Mijn vader kon in zijn tijd niet meer dan twee soorten olieverf en acht verschillende penselen aanbieden", weet De Jong nog. "Nu zijn er dat wel honderd."

Op de vraag of de volgende De Jong-telg al staat te popelen om de traditie in ere te houden, haalt Clemens de schouders op. "Het zou natuurlijk prachtig zijn als een van mijn drie dochters straks vrijwillig ook weer zou instappen", zegt hij. "115 jaar historie gum je niet zo gauw uit."

Antoon de Jong, Nieuwlandstraat 21, Tilburg

Gezellig rommelhok vol duur servies

Je stelt het je anders voor, een porseleinwinkel die al langer dan een eeuw vermaard is in Den Haag. Fluwelen gordijnen misschien, fonkelend gepoetste vitrinekasten vol kostbaar zilver en kristal. En vooral personeel in livrei. Immers, de Belgische en Engelse koningshuizen bestelden bij Philippona honderd jaar geleden al kopjes en schoteltjes. Recentelijk kozen prins Maurits en zijn Marilène er hun trouwservies. En hoewel niet voorzien van blauw bloed, rolt er ook wel eens een Stonetje binnen wanneer de leden van de Britse popband logeren in het tegenover gelegen hotel Des Indes.

Oneerbiedig zou je de winkel echter een rommeltje kunnen noemen. De lange pijp staat vol tafels en tafeltjes die volgeladen zijn met kannen en mokken. Je moet je voorzichtig om de stellages met servetjes en losse borden heen bewegen en Karin Koster, de huidige eigenares rookt een sigaretje, gehuld in spijkerbroek met jeanshemd. "Het laatste wat ik wil is een winkel waar mensen het gevoel hebben dat ze moeten fluisteren", zegt ze.

Karin Koster toont een van haar soepterrines, het duurste onderdeel van ieder servies. Foto: Bram Gebuys

Ooit werden de serviezen van Philippona met koetsjes naar de nieuwe eigenaars gebracht. Voor een beetje inhoud van de porseleinkast werden grif duizenden guldens neergeteld. "In die tijd had je nog niet zoveel restaurants waar mensen met gezelschappen konden gaan dineren", vertelt Karin. "De meeste etentjes werden thuis gegeven en daar werden speciale serviezen voor besteld." Dergelijk bijzonder eetgerei verkoopt ze nu trouwens nog. Het servies Nobel bijvoorbeeld, prachtig wit met brede matgouden randen. "Het heet niet voor niks zo", legt ze uit. "Bij ieder Nobelprijsdiner worden deze borden uit de kast gehaald."

"In de toekomst wil ik de hele dure spullen ook gaan verhuren. De trend is dat mensen weer steeds meer thuisdinertjes gaan geven. Ik ben bezig met contacten met cateringbedrijven die dan naast het eten ook de aankleding van de tafel gaan verzorgen. Klanten willen wel mooi voor de dag komen, maar de meeste mensen hebben echt geen ƒ20.000 over voor een kandelaar. Door die stukken te verhuren zou je wel eens tegemoet kunnen komen aan een grote behoefte."

En als Karin zelf een etentje heeft? Ze grijnst. "Bij mij thuis kun je een olifant door de porseleinkast jagen. Ik heb alleen maar restantjes van serviezen en bestekken die uit de collectie zijn gegaan. Dat is wel zo leuk. Mijn gasten krijgen ieder een eigen bord waarvan ik vind dat het bij hun persoonlijkheid past. Hebben ze meteen iets te bepraten tijdens het eten. Als een klant op zoek is naar een bord dat niet meer te leveren is, haal ik het vaak gewoon uit mijn eigen kast. We kunnen ook alles laten maken hoor, maar voor één bord is dat een dure liefhebberij."

Philippona, Lange Voorhout 58B, Den Haag

Stempels zijn nog steeds handwerk

Nooit geweten dat er zoveel stempels bestaan en zoveel verschillende kleuren inktkussens. In de winkel van de Koninklijke Fabrieken Posthumus in de Amsterdamse St. Luciënsteeg 23-25 staan er kasten vol mee: stempels met stripfiguren, prachtige bloemen, teksten en wat al niet meer. Verder naamplaten, groot en klein, goud- en zilverkleurig of van emaille. En lakstempels met lakstaafjes in allerlei kleuren.

Veel van het graveerwerk gebeurt nog met de hand. De heer Breurken, bedrijfsleider van de Posthumuswinkel, is soms dagen bezig om een stempel te maken. Foto: Emiel van Lint

Oud en nieuw komen samen in het pand dat Posthumus in 1904 betrok, na in 1865 te zijn begonnen in de Kalverstraat met het vervaardigen van metalen stempels voor de Posterijen. In 1874 kwamen de eerste rubberen exemplaren op de markt en die zijn er nog steeds. Weinig veranderd dus in al die tijd, wat ook geldt voor het maken van de stempels: dat gebeurt nog steeds met de hand. Het bedrukken van papier met de stempels gaat tegenwoordig via computers, maar "het is en blijft een ambachtelijk vak", aldus de heer Breurken, bedrijfsleider van de winkel.

Niet dat hij daar mee zit. Het graveren van stempels vindt Breurken een van de mooiste dingen. Hij zit al bijna 40 jaar in het vak en praat aanstekelijk enthousiast over zijn werk. Uren kan hij bezig zijn om een mooie stempel te maken. Een vaste hand, goed kunnen tekenen en heel veel geduld zijn vereisten om er een mooi product van te maken.

Hoewel veel hetzelfde is gebleven, constateert Breurken wel een golfbeweging in de vraag naar bepaalde producten. "De laatste tien jaar is er weer veel meer vraag naar de lakstempel bijvoorbeeld. Vroeger had ik 36 lakstaafjes hier liggen en dat vond ik al ruim gesorteerd. Nu heb ik duizenden lakstaafjes in voorraad, in 36 verschillende kleuren en in talloze maten. Mensen kiezen toch weer voor het oude, het ambachtelijke."

De Posthumus Winkel, St. Luciënsteeg 23-25, Amsterdam

Publicatiedatum = 7 oktober 1999 (Neon)