&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

Wie Amerika wil kennen
moet honkbal kennen

door Reinout van Wagtendonk

Als toerist in de Verenigde Staten is een bezoek aan een baseball wedstrijd een prachtige manier om op te gaan in het volk. Maar om helemaal de diepgewortelde liefde van dit land voor hun baseball te ervaren is een uitstapje naar Cooperstown nodig.

In het rustieke stadje Cooperstown is in dit pand de Baseball Hall Of Fame gevestigd.

In dit rustieke stadje op vier uur rijden ten noorden van New York is de Baseball Hall Of Fame gevestigd. Dit museum is gewijd aan de allerbeste honkbalspelers en hun meest roemruchte wapenfeiten. Het nou niet bepaald centraal gelegen Cooperstown heeft dit nationale museum omdat volgens de overleveringen ene Abner Doubleday er in 1839 de koeien uit een plaatselijk weiland joeg om er de allereerste honkbalwedstrijd te kunnen spelen.

Deze idyllische anekdote over de geboorte van baseball is door historici inmiddels als kletskoek van de hand gewezen. Maar dat doet niets af aan de sfeervolle waarde van Cooperstown's honkbalmuseum als een typisch Amerikaans instituut.

Het is een regelrecht bedevaartsoord voor miljoenen Amerikaanse vaders en zonen (en hun moeders en zusjes). Buitenlandse toeristen moeten volgens sommige reisgidsen beseffen dat Cooperstown minstens zo belangrijk is als de Grand Canyon, het Vrijheidsbeeld en Disneyland voor iedereen die het kloppen van Amerika's hart wil voelen.

En wie als verstokte sporthater verder niets met baseball te maken wil hebben heeft misschien toch iets aan Cooperstown omdat James Fenimore Cooper daar bijna 200 jaar geleden 'De Laatste Der Mohicanen' schreef. Dit wereldberoemde boek en andere romans van Cooper over het ruige pioniersleven in de Nieuwe Wereld werden geïnspireerd door het landschap en het harde bestaan daar.

Het door William Cooper, de vader van de schrijver, in 1786 gestichte stadje ligt aan de zuidoever van het langgerekte Lake Otsego. Dit schitterende meer 'Glimmerglass' in Cooper's boeken lijkt soms nog net zo stil en onaangetast te glanzen als in de tijd van diens scalperende indianen. De dunbevolkte, heuvelachtige omgeving van Cooperstown kan een welkome afwisseling zijn voor toeristen die de razende drukte van New York City een paar dagen willen ontsnappen.

Naast de Baseball Hall Of Fame is een van de attracties er het Fenimore House, met historisch opmerkelijk materiaal uit de tijd van Cooper en de indianen en vanaf een terras een magnifiek uitzicht over het meer. Ook de moeite waard is een bezoek aan het Farmers' Museum, een openluchtmuseum dat een interessant kijkje biedt op het moeizame werk van Amerikaanse plattelanders in de afgelopen eeuwen.

Op een veld bij het museum demonstreren figuranten in antieke kostuums soms een lang vergeten slagbalspelletje: town ball, een voorloper van het huidige honkbal. Die demonstratie onderstreept dat het toch vooral baseball is waarvoor de meeste toeristen naar Cooperstown reizen.

Het kleinschalige Cooperstown met slechts 2300 inwoners waar de tijd echt een beetje lijkt te hebben stil gestaan is een perfecte locatie voor een heiligdom opgedragen aan Amerika's eerste volkssport. De Hall Of Fame ligt aan een ouderwets karakteristieke Main Street, een hoofdstraat zonder hoogbouw of lawaaiig commerciële opsmuk. Kleurige hanggeraniums aan gietijzeren lantaarnpalen sieren de straat op.

In tegenstelling tot sommige toeristenstadjes zijn er naast de voor de hand liggende souvenirwinkeltjes ook een gewone drogisterij, warme bakker, Woolworth-warenhuis en kruidenier te vinden. Een trolleybus rijdt voor een klein bedragje van de drie gratis parkeerterreinen aan de rand van het plaatsje naar Main Street en Cooperstown's andere attracties, maar er is ook veel te wandelen en er zijn boottochtjes aan boord van een mooi houten kajuitjacht op Lake Otsego mogelijk.

Een groot en duur hotel, de Otesaga, ligt aan dat meer een beetje een Great Gatsby gevoel uit de twintiger jaren uit te stralen. Ook als je zelf in een van de meer eenvoudige inns of motels in of buiten het stadje logeert is een bezoek aan de Otesaga voor lunch of diner de moeite waard.

Maar het draait in Cooperstown om het beroemde honkbalmuseum. Zo'n 400.000 bezoekers per jaar komen er op af. De Baseball Hall Of Fame ziet er van buiten weinig imponerend uit. Het is net een saai schoolgebouw. Maar binnen in dit museum is er niets saais aan, of het moet de eigenlijke erehal zelf zijn.

In dit heilige der heiligen hangen 228 koperen borden aan de muur met het gezicht van een honkballegende er in reliëf uitgewerkt. Slechts de allergrootsten uit deze sport te beginnen in 1936 met vijf spelers onder wie de legendarische Babe Ruth worden na hun carrière goed genoeg bevonden voor een permanente plaats in deze eregalerij. Het is ook niet een gebrek aan eerbied voor deze baseball kanjers die de meeste bezoekers weer snel uit deze stille ruimte verdrijft. De reden is dat er in de rest van het museum zoveel meer opwindends te genieten valt.

Er is het Grandstand theater met een flitsende presentatie van hoogtepunten uit de honkbalgeschiedenis. Het is moeilijk om niet te worden meegesleept in de intense emoties die worden uitgeschreeuwd door spelers en publiek. En de link die wordt gelegd tussen kleine jochies die op een veldje honkbal spelen tot ze in het donker de bal niet meer kunnen zien en hun dromen van heldendaden in de Major Leagues, die link wordt ook herkend door niet-Amerikanen die tot hun moeder riep dat het etenstijd was buiten liepen te voetballen, dromend van Ajax en het Nederlands elftal.

Er zijn vitrines waarin de evolutie wordt getoond van catchers handschoenen, knuppels, ballen. Er zijn trofeeën te zien, oude toegangskaartjes, World Series programma's. Er is aandacht voor de Negro Leagues uit de tijd van de rassenscheiding. Jackie Robinson, een van de 228 in de eregalerij, was in 1947 de eerste zwarte speler die werd toegelaten tot de blanke Major Leagues. Er is een ruimte gewijd aan honkbalfilms 'made in Hollywood', aan honkballiedjes zoals "Take Me Out To The Ballgame" dat traditioneel halverwege de zevende inning van Amerikaanse honkbalwedstrijden wordt gezongen. Er zijn interactieve video's en doorlopende audiovisuele presentaties. Je kan zo een halve dag doorbrengen in dit mekka van de Amerikaanse cultuur.

Hoe belangrijk honkbal is in het leven van veel Amerikanen merk je wanneer je oudere bezoekers stil ziet mijmeren of juist enthousiast hoort uitleggen bij de foto's van de helden uit hun jeugd en de vitrines vol herinneringen aan voorbije glorie. Maar het museum is ook modern genoeg om met kleurenvideo's en interactieve CD-ROM computers kinderen en tieners te winnen voor de onverwachte uitbarstingen van ademloos spektakel die deze sport kenmerken.

Na een bezoek aan dit museum is het hoog tijd voor de aanschaf van een baseball-cap in een van de winkeltjes waar honbalsouveniers in alle soorten en maten te koop zijn. Eigenlijk lijkt het alsof je Cooperstown niet eens binnen komt zonder zo'n pet op je kop. Zo'n beetje iedereen draagt er eentje en sommige jochies die niet voor één favoriete club kunnen kiezen hebben er zelfs verschillenden tegelijk op.

Wie Amerika kent zet in Cooperstown een honkbalpetje op.

Toegang tot de National Baseball Hall Of Fame kost $9,50; $8,- voor senioren en $4,50 voor kinderen tussen de 7 en 12.

Entree tot het Fenimore House en het Farmers' Museum is $9,- per stuk en $4,- voor kinderen tussen de 7 en 12.

Er zijn combinatiekaarten beschikbaar voor de Hall Of Fame, het Farmers' museum en het Fenimore House voor $22,- en $9,50 voor kinderen tussen de 7 en 12.

Cooperstown is te bereiken door de New York Thruway (I-87) naar Albany te nemen en daar via I-90 en I-88 naar Route 28 te rijden.

Telefoon voor de Cooperstown VVV vanuit VS (607) 547-9983.

Publicatiedatum = 20 september 1997

terug Verenigde Staten intro