&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Tunesië: zee, strand en
trotse woestijnvolkeren
door M. R. Ziegler
DOUZ - In La Presse, het grootste Franstalige dagblad van
Tunesië publiceert dagelijks familieberichten. Vaak ongewoon vertederend
van toon, zoals deze: "Vandaag steekt het kleine, charmante prinsesje
Ines Ben Khaled haar vierde levenskaarsje aan. Naar aanleiding van deze
gelukkige gelegenheid, gevierd in een hartverwarmende familiesfeer waar
alle gezinsleden vrolijk zijn en veel lachen, wensen haar moeder Raoudha,
haar vader Abdallah, haar oom Alaeddine, haar grootvader Taïeb, haar
grootmoeder Najia alsmede de gehele familie haar een leven vol geluk en
gezondheid."
Twee uur rijden in westelijke richting, in Algerij, worden kinderen de keel
doorgesneden of tegen muren doodgeslagen. In Tunesië, misschien wel daarom,
staan op alle hoeken van de straat, zeker in het noorden, op elk kruispunt,
langs de wegen alsmede voor belangrijke gebouwen gewapende agenten en/of
militairen. Vaak zijn zij drukker doende met het inspecteren van auto- en
andere papieren dan met het regelen van het best wel gedisciplineerd verkeer.
Overigens zoeven deze dienders rond in rijkeluis' BMW's, liefst het laatste
model! De (buitenlandse) toerist ondervindt de overal aanwezige controle
aan den lijve door op alle vliegvelden, in hotels e.d. eindeloos fiches
in te vullen (naam, geboorte, beroep, paspoortnummer datum van uitgifte
enz.)
De vroegere communisten hadden er ook zo'n handje van. Ook het geldsysteem
lijkt er wat op. De dinars, de officële munt, kun je alleen daar kopen en
verkopen maar wie op de terugreis de restant-biljetten weer tegen ander
geld wil wisselen, wordt (op het vliegveld van Tunis) om de aankooppapieren
gevraagd. De meeste mensen hebben die evenwel al lang in de prullemand gegooid.
Maar in Tunesië voel je je, als een van de weinige Noordafrikaanse landen,
niet alleen veilig, dat is het ook. Geen lastige bedelaars, geen zakkenrollers,
geen opdringerige verkopers die je snuisterijen willen aansmeren die je
niet wilt. Integendeel, de meeste Tunesiërs treden buitenlanders vriendelijk
en behulpzaam tegemoet; wie hen in het Frans aanspreekt komt nog een paar
boulevards verder.
Het Bardo Museumin Tunis toont de mooiste, vaak goed geconserveerde Romeinse,
Byzantijnse en christelijke mozaïken en ook beelden van soms meer dan 20
eeuwen oud.
In de nijver druk zijnde hoofdstad Tunis (Bardo-museum met vermaarde Romeinse
en Byzantijnse mozaïken) en verre omgeving (Sidi Bou Said met zijn in uniform
wit-blauw geschilderde huisjes is een 'plaatje'), lijkt het er rustiger,
ordelijker, dikwijls schoner en meer onderhouden dan in vele andere Arabische
stedelijke gebieden.
Er heerst een zekere welvaart; het gaat de Tunesiers redelijk voor de wind
met een bruto nationaal product per hoofd van de bevolking van 2000 dollars.
In het met veel olie gezegende Algerije liggen die cijfers op 1500 en Marokko
op 1200. De kurk drijft er op textiel-industrie, export van fruit (dadels)
en groente, sulfaat en op toerisme.
Het gezag van dit democratisch bestuurde land is vuurvast in handen van
de opvolger van de nog steeds geprezen en in leven zijnde Bourghiba, El
Abidine Ben Ali. Hij is president, minister-president en voorzitter van
de grootste en enige regeringspartij. De circa tien procent oppositie heeft
in het 150 koppige parlement weinig in de melk te brokkelen.
Dan was er midden in de droge, hete woestijn, in de buurt van Chebika, Tamerza
en Mides, dicht bij de grens met Algerije, plotseling water; zowaar een
heuse waterval.
Aangezien Tunesië niet zoals buurlanden Algerije en Lybië over rijke olie-bronnen
beschikt, slechts over wat vaten voor eigen gebruik, is de economische politiek,
de export en toerisme, grotendeels op het 'westen' gericht. Wie ruwe materialen
importeert, daar verwerkt en weer naar buiten brengt, kan rekenen op circa
tien jaar belastingvrijdom.
Het gevolg is dat de zwaar bewaakte straten worden zelfs afgezet als hij
erdoor rijdt president Ben Ali politiek omzichtig moet laveren tussen het
westen, inclusief Amerika (alsmede Israël; er wonen van oudsher relatief
veel joden) en bevriende islamitische landen. Dat op het zuidelijk gelegen
binnenlandse vliegveld van Tozeur twee enorme, volmaakt onherkenbare 747
Boeings onder het stof en zand staan, is tekenend. Omwonenden fluisteren
dat de vliegtuigen al lang niet meer in de lucht zijn geweest en eigendom
van Saddam Hoesein van Irak zouden zijn. Op de meeste Tunesische kabelnetten
of centrale antenne-systemen lijkt de Amerikaanse CNN taboe.
Deze kanttekeningen staan evenwel de toeristen niet in de weg om in Tunesië
een zonnige, heerlijke en vooral ook hoogst interessante vakantie door te
brengen. De stranden en hotels aan de mediterane zee, hoofdzakelijk op het
mooie schiereiland Djerba, waar de hotels en andere gebouwen niet boven
de hoogste palmboom mogen uitsteken, waren en zijn de belangrijkste pleisterplaats
van de West-Europese toerist met de Duisters (800.000) voorop. De laatste
jaren zijn enige grote hotels in buitenlandse handen overgegaan, met name
van Duitsers (Neckermann) en ook wel Turken.
Tegenwoordig wijzen de Tunesiërs met recht en rede ook op de verschillende
schitterende schoonheden van het binnenland met een pracht aan rijke natuur
en archeologie (Carthago, Dougga en El Djem) en op de speciale aantrekkelijkheden
van de zuidelijk gelegen zandbank, de zomers hete Sahara. Het ministerie
van Toerisme bevordert steeds meer gecombineerde vakantiereizen; zee en
strand samen met zand, oases, indrukwekkend onherbergzaam berglandschap;
met trotse woestijnvolkeren, kamelen, ezels en paarden. Met andere woorden:
verruil het luxe hotelbed eens voor een avontuurlijker, donkerbruine bedouïne-tent
'in the middle of nowhere'.
De restanten van het Romeinse rijk bij Carthago in het noorden van Tunis
zijn verdeeld over verschillende 'sites'. Hier wat over is van de uitgestrekte
Romeinse thermen, naast het paleis van de Tunesische president.
Van die 'luxe' in bv. Djerba naar de uitgestekte verlatenheid betekent in
Tunesië geen enorme stap, geen dagen reizen; beide liggen, om het zo te
zeggen, bij elkaar om de hoek. De autowegen zijn er vlot bereidbaar met
bussen en personenauto's. Begeef je met die vervoermiddelen niet erbuiten
want in de woestijn zelf kom je, weliswaar 'door elkaar geschut', slechts
uit de voeten in een door een gids bestuuderde jeep, meestal een Toyota
(of een Mercedes), ter plaatse de Japanse kameel genoemd. In de meeste oases
zijn best gerieflijke onderkomens om te overnachten gebouwd.
In grotere plaatsen als Tozeur, Kebili, Matmata, Tatouine en Douz kan het
hoofd te ruste worden gelegd in één tot en met vijf sterren hotels, doorgaans
compleet met binnen- en buitenzwembad, sauna's, moorse baden etc. die overheerlijke
maaltijden uit de Tunesisch-Franse keuken, met veel verse groenten en salades
(echt pittig gemaakt door het apart bijgeleverde harissa, een soort sambal)
voorschotelen. Daarbij mag lang niet slechte Tunesische wijn, bier en dadels-
en vijgen-eau de vie worden geserveerd, wat elders in het land niet altijd
door de 'moslim-beugel' kan. Die laag gebouwde hotels, ze houden er gelukkig
niet zo van hoog- en massabouw en ruimte is er voldoende, zijn doorgaans
naast elkaar in een toeristische sector opgetrokken wat verder weg van zo'n
woelig en gezellig woestijnstadje. Doch taxi's zijn er volop en niet duur.
Soms moet je pingelen en worden ze nog voordeliger.
Een oase vlak bij de Algerijnse grens.
Wie zich in het eeuwenoude Tozeur wil spiegelen aan het sprookje van 'Duizend
en een nacht' mag het hotel Dar Cheraït niet overslaan; eens 'n paleis,
opgetrokken van gele Tozeur-stenen bekleed met Spaans-Moorse tegels. Het
interieur spreidt een zeldzame Moorse decoratieve rijkdom ten toon, ieder
kamer van dit 'vorstelijke' onderkomen is verschillend ingericht; op de
vloeren liggen dikke, handgeknoopte tapijten waarmee je een warenhuis kunt
vullen.
Is dit paleis is sprookje op zich, het eraan gebouwde museum is dit eveneens
maar van een andere snit. De eigenaar van het hotel legde namelijk jarenlang
een collectie aan van Moorse klederdrachten, gebruiksvoorwerpen, sieraden,
tekeningen en schilderijen die de oude wijze van wonen, werken en leven
van de bewoners van deze toegangspoort van de woestijn, w.o. Berbers en
Touaregs laten zien. Het aardige is dat die wijze man met kennelijk een
goede smaak geen museumman maar een collectioneur is. De getoonde pracht
is daardoor misschien niet altijd historisch verantwoord, maar wordt door
de niet deskundige bezoeker, de leek, wel hoger gewaardeerd.
Aanschouwelijk wordt o.a. gemaakt hoe jonge meisjes, die natuurlijk niet
naar school gingen, uitsluitend werden voorbereid op het grootste evenement
van hun leven, de huwlijksdag. Ze leerden hun vaak met goud doorstikte ingewikkelde
bruidsgewaden weven, hun fantastische sieraden maken (soms met de Davidsster
als ornament, invloed van de joden) en, als er tijd over was, nog een beetje
koken. Je ziet daarom in het museum de meest schitterende en rijke oosterse
kostuums, de soms door hun primitieve eenvoud fraaiste sieraden. Je krijgt
een indruk van de huwlijkse ceremoniëen, zoals de uiterst grondige, dagenlange
reiniging voor de huwlijkssluiting (de bruiden werden dikwijls bijna geheel
onthaard). Er hangen schilderijen van grote stamhoofden, van voorname kalifs.
Op een flinke grafisch tekening met berekeningen in het arabisch heeft een
geleerde vier eeuwen geleden het irrigatie-systeem voor de oase van Tozeur
ontworpen (een soort inpoldering van de Beemster!); vandaag de dag wordt
dat nog gebruikt!
Dit is de fraaie eeuwenoude muurstructuur Ksar (pakhuis) Mrabtin. Links
van het midden is de toegangspoort. Uit de bovengevels steken houten staken,
hijsbalken, waaraan de zakken met voedsel werden gehesen.
Van Tozeur naar Douz, de grootste stad van de Tunesische Sahara was het
een lange kaarsrechte weg door Chott el Jérid en Chott el Fejaj, twee immense
witte zoutwoestijnen, bij droog warm weer fameus voor blauwe luchtspiegelingen,
oftewel de fata morgana's. Een half uur voor Douz dook de jeep met aan het
stuur Mounir, niet alleen een uiterst bekwaam chauffeur maar dito gids,
het zand in om verderop een groep meest merkwaardige en unieke zandheuvels
te laten zien.
Van Douz, een levendig marktstadje met 30.000 inwoners, verliet Mounir het
rechte pad om door het zand en over de rotsen naar het zuidelijke Ksar Ghilane
te hotsen. Een kleine oase voorzien van een warme zwavelhoudende bron waarin
toeristen modderden; de militaire politiepost is het grootste gebouw, bemand
door uniformen die niets onder handen hebben. Vandaar werd het pad, als
je daarvan nog mag spreken, oostelijk gevolgd naar Chinini, een 'gekarteld',
hoog bergdorpje waar nog enkele Berber-families in rotswoningen huizen.
Binnen is het 's-winters warm en 's-zomers koel. Mounir raakte in deze door
God verlaten vlakte het spoor bijster. Regen en wind in wintertijd wissen
de sporen. Gelukkig boden een paar herders met schapen en geiten uitkomst.
Tussen het zand en stenen bakten ze brood. Heel smakelijk, evenals de mierzoete
thee. Met een pakje sigaretten waren de herders de koning te rijk.
De tocht door de deels steppen- (plukjes groen), zand- en rotswoestijn was een fascinerende belevenis; absolute stilte, heerlijke schone lucht
en louter pasteltinten. Mounir toonde zich een coureur in de dop. Soms stond
de jeep op kantelen of knalde je met je kop tegen het dak. Op een enkele
geit en schaap na, was geen levend wezen te bekennen. Toch lopen ze er rond;
gazellen, zwijnen, vossen, hazen en fasanten. Om die fauna te bewonderen
zijn o.m. ballonvaarten boven de woestijn populair. (160 gulden voor één
à twee uur)
Chinini, eind 12e eeuw, met zijn ondergrondse olieperserijen deed in zijn
'bijna' verlatenheid mystiek aan. Een enkel toeristenstalletje; de couscous
in het restaurant met lange tafels en banken was bijzonder smakelijk. De
legende gaat dat de door de Romeinse keizer Decius vervolgde christelijke
Berbers blanke huid en rood haar naar Chinini vluchtten. Soldaten namen
ze evenwel gevangen en metselden ze in graftombes. Daar sliepen die martelaren
vier eeuwen lang. Toen ze ontwaakten bevonden ze zich in een islamitisch
land. Ze bekeerden zich tot de islam om vervolgens echt te sterven!
De tocht voerde via verharde wegen naar het eveneens hoog op een bergtop
gelegen Ksar Mrabtin; een verwaarloosde indrukwekkende ruïne die zich nog
staande houdt. Gebouwd als een voedselpakhuis en als fort versterkt. Daarin
bewaarden en bewaakten de vroegere volkeren van de streek hun kostbare voedselvoorraden,
van levensbelang wanneer de oogst weer eens was mislukt. Vijandelijke aanvallen
werden afgeslagen door stenen naar beneden op de rovers te gooien. Er staan
in die streek diverse van die oude (12e en 13e eeuw), primitief maar prachtig
gebouwde historische pakhuizen, qua vormgeving lijken ze op onze pakhuizen
aan de havenkanten. De Tunesiërs weten nog niet goed raad hoe deze monumenten
te behouden. In een enkele is een hotel gebouwd, een ander is getranformeerd
in een winkelcentrum.
Op het Internationale Sahara Festival trekken ze aan de toeschouwers voorbij,
de in fraaie kledij uitgedoste deelnemende nomaden (met torentjes waarin
voedsel wordt bewaard), de hoge kamelen en de sierlijke paarden.
In Douz heerste er eind december groot feest in de vorm van het 30ste Internationale
Festival van de Sahara. In stadje zelf werd dit vertaald in een soort carnaval
met veel muziek, het voorlezen van poëzie en dansuitvoeringen. Er waren
tentoonstellingen o.m. over calligrafie, vankledij en kunst. Een Miss Sahara-verkiezing
werd niet vergeten.
Maar het belangrijkste en meest unieke spectakel speelde zich in de middaguren
af in een soort stadion mideen in de woestijn, een langerekte, betongrijze
tribune met de onmetelijke zandvlakte als podium waarop de bedouïnen in
hun meest schitterende, kleurrijke kostumms indrukwekkende rennen hielden
met paarden, kamelen en hazewindhonden, zandhockey- wedstrijden spelen,
kamelen met elkaar lieten vechten en dansuitvoeringen verzorgden.
Van heinde en ver stromen de toeschouwers in jaarlijks grotere aantallen
naar dit populaire festival. Ditmaal waren er naar schatting zo'n 70 à 80.000,
ook uit andere Afrikaanse landen, zelfs uit Uzbekistan. Veel acts, de kanppe
hoogstandjes van de ruiters bijvoorbeeld, doen denken aan 't circus. In
deze natuurlijk omgeving evenwel is het allemaal echter, minder gekunsteld.
De kamelen lopen overigens tijdens de races sneller dan menigeen zou denken.
Ze rennen als een sneltrein waarbij ze zo krachtig met hun hoeven op de
woestijngrond stampen dat op enige afstand die grond meetrilt.
De ruiters, vechters en artiesten werden voordurend aangevuurd door een
opzwepende, harde Tunesische woordenstroom uit de luidsprekers. Hoge gasten,
bijvoorbeeld een minister, maar ook een Franse Nobelprijswinnaar en onze
ambassadeur mr. H. V. baron van Bentinck van Schoonheten werden met aplomb
aangekondigd.
De voorzitter van de spelen, Mohamed Aboel Moula, een plaatselijke notabel
en hoteleigenaar, vertelde dat het festival is ontstaan uit het vroegere
jaarlijks feest van de kamelen door er steeds nieuwe onderdelen toe te voegen.
Vanaf 1981 is het 'internationaal'. Er komen steeds meer buitenlanders op
af, zo'n 15 à 20 procent. "Dat versterkt het internationale karakter. Ook
de deelnemers worden internationaler. Voorlopig is het echter alleen Tunesië
verantwoordelijk voor de organisatie. Voor de komende afleveringen mikken
wij op het opvoeren van de service aan buitenlanders, zoals meer vertalingen
en uitleg, op een betere geluidskwaliteit in het stadion; ook willen we
de afstand tussen het gebodene en de toeschouwers verkleinen zodat het spectakel
voor nog meer mensen visueler en toegankelijker wordt", aldus de heer Abdel
Moula.
Publicatiedatum = 7 maart 1998
|