&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Suriname is nog steeds niet ontdektdoor Michiel Hoogers PARAMARIBO - Begin 1969 bracht de grote romanschrijver Willem Frederik Hermans een bezoek aan Suriname. Zijn vrouw vergezelde hem. Zij kwam er vandaan. In het boek 'De laatste resten tropisch Nederland', dat enkele maanden later verscheen, beschreef Hermans zijn eerste indruk van Suriname toen hij zich per auto van het vliegveld naar de hoofdstad Paramaribo liet vervoeren: "Niets dan groen, niets dan jungle links en rechts. Gevoel of je op een stil plekje bent gekomen dat door het moderne toerisme nog niet ontdekt is. Dit gevoel is wel gerechtvaardigd, blijkt me later. Suriname wordt per jaar door niet meer dan 6000 toeristen bezocht. Hier en daar is de rimboe een beetje opengekapt. Op die min of meer kale plekken staan hutjes, of eigenlijk eerder afdakjes van pinabladeren op palen. Eronder of ervoor zitten naakte zwarte mensen, zonder iets te doen." Kleurrijk tafereeltje in het Surinaamse binnenland: de kapper aan het werk. Dertig jaar later gaat zijn beschrijving nog steeds op. Maar als het aan de Stichting Toerisme Suriname ligt, komt daar binnenkort verandering in. Zij heeft 1999 uitgeroepen tot het jaar van het toerisme en verwacht dat er in het jaar 2002 maar liefst 50.000 Nederlandse vakantiegangers naar de vroegere Nederlandse kolonie zullen trekken. Twijfel Dat die verwachting werkelijkheid zal worden, waag ik te betwijfelen. Henk Essed is psycholoog en de directeur van de Stichting Toerisme Suriname. Deze stichting bestaat pas twee jaar. Essed is een Hindoestaan met een vriendelijk gezicht. Hij is een tikkeltje ijdel. "In de veertig", antwoordt hij op de vraag naar zijn leeftijd. Die blijkt 49 te zijn. Na een jarenlang verblijf op de Nederlandse Antillen is de psycholoog teruggekeerd naar zijn vaderland. Bevriend met minister Dick de Bie (Toerisme), die op zijn beurt een vertrouweling is van Desi Bouterse alias 'Baas', mag Essed proberen toeristen te lokken. Toeristen brengen geld in het laatje en daar zit de Surinaamse overheid altijd om verlegen. Het vergt enige stuurmanskunst om een lange korjaal veilig door een soela te loodsen. We spreken elkaar op het terras van de Residence Inn, een keurig hotel aan de Anton Dragtenweg in Paramaribo. Niet zo lang geleden was hier de Russische ambassade gevestigd. Na een lafhartige moord op een Russische diplomaat sloot Moskou zijn diplomatieke post in Suriname. Ooit hoopten de Russen er het communisme te verbreiden. Dat was toen na de militaire staatsgreep in 1980 het internationaal geïsoleerde regime van Bouterse steun ging zoeken bij Fidel Castro in Cuba. Het hotelterrein is afgebakend met een drie meter hoog hekwerk. Het wit geverfde hoofdgebouw en de pastelkleurige bijgebouwen zijn strak en sober. De paden door de jonge tuin lopen recht. En waar vroeger de diplomaten hun baantjes trokken, spatten nu zes Turkse schonen elkaar nat. Wassen Aan die Turkse dames zit ook een verhaal vast. Want, laten we wel wezen, wat moeten Turken in Suriname? Gefluisterd wordt dat deze dames werken in pas geopende casino's, die bedoeld zijn om met drugshandel verdiend geld wit te wassen. 't Is maar dat u het weet. Terug naar Essed. Want uiteindelijk hebben we het over toerisme en niet over politiek en criminaliteit. "Het toerisme in Suriname staat nog helemaal in de kinderschoenen", weet de psycholoog. "Het is een kind dat gezond geboren is en veel potentie heeft. Suriname is rijk aan natuur, aan menselijke kwaliteiten, aan cultuuruitingen en aan geschiedenis. En Surinamers houden van hun land en van hun cultuur. Ze eten graag, houden van muziek, gaan graag naar het buitenland. De Surinamers houden van alle verschillende culturen die in hun land samengaan." Boslandcreoolse vrouwen doen de afwas in de rivier. Niet te hard van stapel lopen, Essed. Eerst maar eens wat feiten. In
het jaar 1997 stapten 61.361 personen uit het vliegtuig op de
Surinaamse internationale luchthaven Johan Adolf Pengel. Driekwart van
hen was afkomstig uit Nederland. Ruim de helft, precies 31.425
reizigers, kwam familie of vrienden bezoeken. Slechts 8350 Nederlanders
konden als toerist worden aangemerkt. Uit de rest van de wereld deden
ongeveer tweeduizend toeristen Suriname dat jaar aan. Tienduizend toeristen in heel 1997. Dat zijn er vierduizend meer dan Willem Frederik Hermans er begin 1969 heeft geteld. Ik heb me laten vertellen dat er op de Zuidpool ieder jaar 20.000 het ijs betreden. Maar goed, alle begin is moeilijk. Suriname bestaat nog maar 24 jaar als onafhankelijke republiek en heeft in haar korte geschiedenis met forse tegenslag te kampen gehad: corruptie, een staatsgreep, militaire executies van onschuldigen, burgeroorlog, nog een staatsgreep, grootscheepse cocaïnehandel, machtsmisbruik, enzovoorts. In rustig vaarwater door het Surinaamse oerwoud: een apart vakantiegevoel. Essed heeft zijn hoop gevestigd op de avontuurlijke Nederlandse vakantieganger. Hij kan het mooi vertellen: "Op het moment dat je hier op het vliegveld aankomt, hoor je het kloppen van de natuur. Je voelt hem: de warmte. Je kijkt omhoog en je ziet de sterren. Je ruikt het bos. Je luistert naar de krekels en het blaffen van een hond. Je kijkt naar de mensen, die levendig zijn. Ze zijn gemakkelijk en ongedwongen gekleed. Niet zo ingepakt als in Europa de gewoonte is. Van het vliegveld naar Paramaribo kun je van kilometer tot kilometer volgen wie waar woont. Bij Bernarddorp de indiaan en de marron, in het Parra-gebied de creolen, in Lelydorp de Javanen en bij Welgedacht A de Hindoestanen. Ten slotte kom je in Paramaribo: de smeltkroes van de wereld. Niemand is hier een minderheid, gezamenlijk zijn we de meerderheid." Pfff, het is warm op het terras van de vroegere
Russische ambassade. In de hoge blauwe lucht drijven grote witte
wolken. Wat heeft een Nederlandse toerist te zoeken in Suriname? Drie jaar geleden heb ik diep in het binnenland de wild stromende rivieren bevaren in lange, slanke korjalen. De schoonheid van het maagdelijke oerwoud is ontroerend. Het eenvoudige leven van de binnenlandbewoners, indianen en boslandcreolen spreekt tot de verbeelding. En in prachtig Nederlands kunnen deze natuurmensen je vertellen wat hen zoal bezighoudt. Midden in het oerwoud staan eenvoudige hutten als sfeervolle onderkomens voor avontuurlijke vakantiegangers. Midden in het oerwoud, op een kwartier lopen van de Blanche Marie waterval, heeft Jules Dubois in dertig jaar tijd een vrij comfortabel toeristenverblijf gebouwd. Luchtgekoelde kamers bieden slaapplaats aan honderdveertig gasten. Er logeert niemand. "Nederlandse toeristen komen niet of nauwelijks naar Suriname", briest Dubois. "En zij blijven weg omdat de vliegprijs veel te hoog is." De KLM erkent dat het tarief hoog is. Maar volgens de luchtvaartmaatschappij komt dat door het onregelmatige aanbod van reizigers. In 1997 hebben 1200 toeristen het binnenland van Suriname bezocht. Lekker rustig. En wat de Stichting Toerisme Suriname betreft, blijft dat ook zo. Essed: "We willen geen situatie waarin we met honderd man tegelijk het bos instappen. Het zal in groepen van maximaal vijftien tot twintig man gaan. We hopen op een behoorlijke groei van het toerisme, maar we willen een gezond evenwicht bewaren tussen de belangen van de mensen, van de natuur en van de economie. Je kunt niet een koek hebben en tegelijkertijd opeten." In de week voorafgaand aan het gesprek met Essed heb ik drie dagtochtjes en een driedaagse reis naar West-Suriname gemaakt. De rondrit door Paramaribo was grappig. De gids bleek een boslandcreool die honderden kilometers ver van de hoofdstad midden in de jungle was geboren en opgegroeid. We reden langs het fort ("op maandag gesloten"), de houten kathedraal ("het grootste houten bouwwerk in Amerika"), de broederlijk naast elkaar gebouwde moskee en synagoge ("heel bijzonder") en terug naar het presidentieel paleis ("wordt gerestaureerd met Nederlands ontwikkelingsgeld"). Kruiden We bezochten de marktplaats op de oever van de Surinamerivier, waar binnenlandbewoners hun groente, fruit en kruiden te koop aanboden. Opvallend veel wortels of kruiden waaraan een bloedzuiverende of potentie verhogende werking wordt toegeschreven. De fanatieke Surinameganger kan langs de kust naar het westen rijden tot in het district Nickerie, de rijstschuur van het land. Tijdens een autorit van een uur of vier komt hij door het schilderachtige district Coronie, waar het lijkt alsof de tijd heeft stilgestaan. De kleurig geschilderde houten huizen met veranda's en balustrades, de stoffige wegen, de palmbomen: er hangt de sfeer van een zuidelijke staat in de Verenigde Staten van Amerika in de negentiende eeuw. Bij Wageningen beginnen de rijstvelden van Nickerie. De grote boeren zaaien met vliegtuigen, planten en oogsten machinaal en verwerken de padi in rijstpellerijen, stoffige en lawaaiige fabrieken. De keuterboertjes ploeteren handmatig op eigen stukjes grond. Nieuw-Nickerie is in naam de tweede stad van het land, maar in werkelijkheid niet meer dan een uitgestrekt dorp. Het barst er van de gemeen stekende muggen. Henk Essed geeft toe dat de Nederlandse toerist moeite zal hebben zich langer dan een dag of tien te vermaken in Suriname. "Daarom is het van belang dat we gaan samenwerken met de Nederlandse Antillen", zegt hij. "Wij hebben geen strand, zij wel. De Nederlandse toerist kan eerst twee actieve vakantieweken in Suriname doorbrengen. Daarna rust hij een week uit op Aruba of Bonaire." Het leven van de binnenlandbewoners speelt zich voor een groot gedeelte af in en om de snelstromende rivieren. Zij halen hun drink-, was- en badwater eruit; zij vissen erin en vervoeren zich erover. Bij deze stroomversnelling of 'soela' kijken enkele toeristen zich de ogen uit. Na zijn verblijf in Suriname bezocht Willem Frederik Hermans de Nederlandse Antillen. In 'De laatste resten tropisch Nederland'(1969) kwam hij tot de volgende slotsom: "Als me zou worden gevraagd welk nut of genoegen er voor het Nederlandse volk is verbonden aan de omstandigheid dat het met Suriname en de Antillen in één koninkrijk verenigd is, dan moet ik zeggen: uitgezonderd de enkelingen die de gelegenheid krijgen deze rijksdelen te bezoeken, is er misschien wel niemand die er enig nut of genoegen van ondervindt." FOTO'S JAN STAPPENBELD Publicatiedatum = 10 april 1999
|