&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

De Ramblas wemelt van de kunstenmakers

door Nico van der Zwet Slotenmaker

BARCELONA - Op de Ramblas zit een man in een boom. Of liever, hij hangt twee meter boven de grond als een aap aan de stam. Aan zijn gelaatsbeschildering te zien wil hij een oerwoudkrijger uitbeelden, al heeft hij ook op Indiaanse wijze een veer in het haar gestoken. Voor hem op de grond heeft hij een soort altaartje opgericht waarom voorbijgangers worden geacht iets te offeren. Dat gebeurt vaak. Het is een geheel nieuw nummer en dat wordt gewaardeerd.

Want de Ramblas wemelt van de kunstenmakers die allemaal de aandacht willen trekken. In de meeste gevallen door totaal niets te doen. Mimespelers die het uren kunnen volhouden, maar nu eenmaal nooit een ander repertoire hebben. En dat verveelt.

Er is ook een magistrale balgoochelaar die het leer volledig onder de knie heeft. Erboven ook trouwens. Hij kan er alles mee. Tien minuten koppen en dan de bal weer een tijdje in de nek leggen om wat tot rust te komen. Zijn gelaatsuitdrukking tijdens zijn act is bijzonder onnozel. Maar misschien hoort dat wel bij topvoetballers, al mag ik dat hier in Barcelona in het hol van de leeuw eigenlijk niet zeggen.

De muzikant is er ook. Hij bedient een klein draaiorgeltje, maar de passanten hebben meer belangstelling voor de twee katten die op zijn instrument liggen te slapen. Hij bezit ook talloze honden, waarvan er een zojuist het leven heeft geschonken aan een vijfling. Ik moet aan 'Alleen op de wereld' denken. En dat terwijl die gedachtengang op de Ramblas toch niet voor de hand ligt. Het is er altijd druk. Ook met gewone recht-toe-recht-aan bedelaars. Ik word herhaaldelijk aangeklampt. Vroeger was dat toch een stuk minder, herinner ik me. Maar misschien zag ik er toen wel een stuk minder welvarend uit.

De muzikant met zijn dieren. De katten slapen op het orgeltje.

Met de winkelstand gaat het hollend achteruit. Allemaal dezelfde souvenirwinkeltjes met nep-voetbalshirtjes en aan de ogen pijn doende sierbordjes. Een ook van die leren wijnzakjes die tot niets dienen en waarvan je alleen zeker weet dat het kostelijke vocht er onmiddellijk in zou verzuren. Als je het er al in zou kunnen krijgen natuurlijk.

En dan de wisselkantoren. Ontelbaar zijn ze. Het schijnt dat zulke zaken worden opgezet om zwart geld wit te maken, een metamorfose die zich voor mijn ogen weigert te voltrekken. Maar ik heb dan ook geen zwart geld. Hooguit een beetje wit, dat weer een andere magische uitwerking heeft: het verbleekt waar je bij staat.

Op de Ramblas eigenlijk zijn het verschillende Rambla achter elkaar is nog een ander euvel binnengeslopen, namelijk de enquête. Je kan geen tien passen verzetten of je stuit op een kordon vragenstellers met lange lijsten. Eerst meen ik nog te maken te hebben met de typisch Spaanse gewoonte je een tweede huis te verkopen waar je dan twee weken per jaar in mag wonen om de rotzooi van je mede-eigenaars op te ruimen. Maar nee, het is zo maar in het algemeen afgewisseld met wat religieuze marskramerij. Het is lastig van dit soort lieden los te komen en dat terwijl ik toch een heilig doel voor ogen heb in de vorm van de cerverceria op nummer 127.

Kunstenmakers zijn er overal op de Ramblas.

Nu betekent dat gewoon 'bierwinkel' en voor u me weer gaat betichten van bovenmatige dorst zeg ik u uit de grond van mijn hart dat ik hier kom voor de tapas, die kleine hapjes van allerlei soort waarvan ik er op het Iberisch schiereiland altijd zoveel tot me neem dat ik aan een echt diner nooit meer toekom. Hier staan ze zo hoog op de tap opgestapeld dat het bedienend personeel mij buiten op mijn stoeltje waarschijnlijk niet waar kan nemen, want er verschijnt niemand.

Tot de baas zelf opdoemt. Hij heeft het pak en de mimiek van een aimabele begrafenisondernemer, maar als ik beken dat ik hier al enige tijd ongelaafd zoet zit te wezen, richt hij over de toonbank een niet te versmaden scheldkanonnade tegen zijn personeel. In het Catalaans gelukkig, zodat ik het niet kan verstaan. Helpen doet het wel. Het ontbreekt mij in de kortste keren aan niets meer.

Folders willen ons altijd doen geloven dat de tapas het kenmerk van het Spaanse caféleven vormen. In de grote stad dan misschien. Maar ik ben in dorpjes geweest waar de mensen al blij waren als ze drie keer in de week een kopje koffie konden bestellen. Aan tapas kwamen ze niet toe. Eten deden ze thuis.

De Ramblas is (of beter gezegd: zijn) een eldorado voor de wandelaar, maar meer nog voor de zitter die al het bonte gewemel mag zien passeren. Zitten kost echter geld, want alle terrassen horen bij een buffet waar iemand iets verdienen wil. Helemaal in het begin echter, waar de afdaling naar de haven begint, staan een paar honderd stoeltjes als schaapjes bijeengedreven. Hier is geen consumptieplicht.

Als je je achtersteven gerustgesteld hebt neergelaten verschijnt er echter na enige tijd een man met een pet die eist dat je een kaartje van hem koopt. De meeste toeristen weten dat niet en veren dan ook geschrokken overeind als er gestort moet worden. Zeven dubbeltjes is kennelijk boven de begroting. De man met de pet wordt daar niet boos over. Hij hanteert niet de wet van 'eens gezeten blijft gezeten.'

Want ze zijn best soepel, daar op de Ramblas.

Publicatiedatum = 25 april 1998