&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

De Grossglockner een makkie
voor alpinisten

door Angelo Vergeer

HEILIGENBLUT - Oostenrijk staat voor bergen dus voor skiën. Hele volksstammen trekken er in de winter naartoe om met een rotgang naar beneden te roetsjen, om beneveld te raken door de Glühwein, om lol te maken in de sneeuw.

Maar bergen blijken ook te staan voor klimmen. Voor steile hellingen, stijg-ijzers, touwen en pikhouwelen. En het halen van de top natuurlijk.

Even uitrusten. Met zware bepakking in de ijle lucht naar boven valt niet mee.

Niet voor iedereen weggelegd. Hoewel, in Oostenrijk kan het. Daar staat de Grossglockner, net geen vierduizend meter hoog. Een makkie voor alpinisten. Een berg derhalve voor beginners, zeggen ze.

Jaja...

Om met het mooiste te beginnen: we hebben de top van de Grossglockner, de hoogste berg van Oostenrijk, in de rug en lopen terug naar de Erzherzog Johann Hütte, een stip in de peilloze diepte. Het is in de vooravond, een uur of zeven. Boven ons staat de maan. De zon duikt bijna onder de wolken beneden ons. En de wolken kleuren rood en oranje en geel en wit en grijs. Daar uit steken punten van andere hoge bergen en de sneeuw onder onze stijg-ijzers knerpt bij elke stap die we lager zetten. De wereld ligt aan onze voeten. We trotseren de oneindige natuur die ons toelaat, we voelen ons klein, tot tranen toe bewogen. En ik denk: op een dag als deze is het prachtig om te leven.

De zon gaat onder en de wereld ligt aan onze voeten. Indrukwekkender dan het bereiken van de top.

Om het einde maar meteen te verraden: ja, we hebben op de top gestaan. Maar liefst 3.797 meter hoog. We hebben in gapende afgronden gekeken, op smalle richeltjes gebalanceerd, we zijn weggegleden op gletsjerwanden en telkens weer opgekrabbeld. En we hebben het gehaald.

In Oostenrijk kan dat dus zomaar. Stap in de auto en rij na Salzburg richting Zell am See en sla dan linksaf de Grossglockner Hochalpenstrasse op. Die weg, na Schönbrunn aan de rand van Wenen toeristische trekpleister nummer twee, is al een belevenis op zich. Met haarspeldbochten waar je bijkans misselijk van wordt. Met uitzichten die je adem doen stokken. Met Hochtor op 2.505 meter, waar de Wienerschnitzel dampend wacht en bakkenvol pluche marmotten, waar de met sneeuw bedekte bergtoppen nog ruim een kilometer bovenuit steken. Daar zit je dan, in je auto op een van de hoogste wegen van Europa. Zelfs zomers kan er ijs en sneeuw zijn. Je hoeft er geen meter te lopen.

De Grossglockner Hochalpenstrasse slingert zich door het berggebied met scherpe haarspeldbochten en prachtige uitzichten.

Het is grillige natuur en eeuwenoude geschiedenis ineen. De weg is zo oud als die naar Rome, met dat verschil dat deze richting Venetië gaat. Al aangelegd, zo gaat het verhaal, door Keltische stammen om goud over de bergen naar het zuiden te vervoeren. Vervolgens in gebruik gebleven als handelsroute tussen Duitsland en Italië, totdat het oprukkende ijs de weg in stukken sneed. Ach, hoe gaat dat: aan het begin van deze eeuw werd de Strasse weer in ere hersteld. En nu is het een genot om erover te rijden. Aardig voor de statistieken thuis: er is 26 maanden aan gewerkt door 3.200 mensen, ruim 20 arbeiders verloren daarbij het leven, er werden 67 bruggen gebouwd en 2 tunnels geboord (pas op, binnenin kan het glad zijn), de totale lengte is 58,5 kilometer en de tol bedraagt 350 shilling, zo'n 55 gulden.

Wij gaan voor dat andere cijfer: 3.797 meter, en dalen door naar Heiligenblut. Waarom heeft Nederland nou niet van die schattige dorpjes? Een trotse kerk met een prachtig onderhouden begraafplaatsje daaromheen. Een pleintje met gezellige terrasjes die het ook fantastisch zullen doen als hier de wintersport losbarst. Klein misschien, maar ook heel fijn. Waar nu de knickerbockers ontelbaar zijn, iedereen je vriendelijk gedag zegt. Verhip, we zitten hier gewoon midden in The Sound of Music! En Hotel Glocknerhof, met snoepjes op je kussen en eigenaar Herr Pichler die ons op ons hart drukt toch vooral voorzichtig te zijn, daar bovenop de Glockner.

Ook op de berg kan een beetje geloof geen kwaad. Tevens ter ere van omgekomen klimmers.

De top zit die dag in de wolken en in bad gezeten vraag ik mezelf af of die benen mij naar boven zullen dragen, die voeten daar blaarloos zullen blijven. Hou me ten goede, voor menig alpinist is de Grossglockner een lachertje. Kan ze alleen maar in de schaduw staan van de Mont Blanc of de Eiger, is ze de Sint-Pietersberg in vergelijk met achtduizenders als de Mount Everest of de Gasherbrum.

Maar ja, ik ben géén menig alpinist. En wat is er in het leven niet mooier dan eens een echte berg te hebben beklommen. Vanaf 225 tot 625 gulden, afhankelijk van de groepsgrootte, kan dat dus twee dagen lang.

Gids Ambros Unterkircher neemt ons die morgen van boven tot onder op en knikt van ja. Geen probleem. En om dat te onderschrijven vertelt hij dat hijzelf al een dikke honderd keer boven is geweest, te beginnen aan de hand van zijn vader als 10-jarige jongen. Om ons verder moed in te spreken voegt hij daar nog aan toe dat zijn oudste klant 70 was. Geen probleem. Zeker niet tot de Erzherzog Johann Hütte, op 3.454 meter de hoogste berghut van Oostenrijk. Dus gaan we zelfverzekerd op pad.

Even oversteken: de Pasterze, een gletsjer met metersdiepe spleten.

Uitgangspunt is het weer dat goed is en dan het berggidsenbureau op de Kaiser Franz Josefs Höhe. Een groot parkeerterrein met vergezicht en verrekijkers waar toeristen in files heen trekken. Wij gaan vandaar naar beneden, en steken de Pasterze over, een gletsjer om u tegen te zeggen. We springen over tientallen metersdiepe en metersbrede spleten. En dat is nog maar het begin.

Dan stijgen we via kleine paadjes en rotsblokken en komen we tot de ontdekking dat niet zozeer hoogtevrees als hoogteziekte ons parten gaat spelen. Ik heb een uur gelopen en ben al bekaf. Loop te hijgen als een oud karrepaard. Zou ik soms teveel kleren hebben aangetrokken? Het is één gedachte, verder blijft mijn hoofd leeg. Vervolgens dient zich een nieuwe gletsjer aan, die oogt als een diep, diepzwarte piste. We worden aangelijnd en krijgen stijg-ijzers onder onze bergschoenen. Zo ploeteren we voort, aan elkaar vast.

Helemaal kapot. Onderweg komen we een groepje klimmers tegen, maar de verslaggever houdt het voor gezien.

Na een uur of vijf, horloges blijken in de bergen rare apparaten met wijzers die veel te snel ronddraaien, komen we bij een bergkam, gaan de ijzers uit, en stijgen we verder. Dan is er een uurtje later de hut. Zoute nudelsoep en een raam waar de top van de Grossglockner nog abnormaal ver van verwijderd is. Wat is 'ie hoog! En steil!

We haken af, zeker weten, we gaan naar beneden, en gaan dan toch door. Weer die stijg-ijzers om. Er wacht ons opnieuw een gletsjer en we nemen voor na die hindernis, wegens luchtgebrek, om te keren. Maar het laatste stukje ervan is zo steil, dat we niet eens meer terug durven. Bovendien, rond de klok van vijf is het nu, is er daar een file aan klimmers. Een groep wil naar boven, anderen naar beneden. De top is nog zeker drie keer de Utrechtse Domtoren. Komt hier dan nooit een eind aan?

En dan dank ik Hans Zandvliet op mijn blote knieën dat ik een paar lesjes klimmen heb gevolgd in zijn klimcentrum Tussen Hemel en Aarde bij de Amsterdamse Jan van Galenstraat. Boven mij gaat de rots recht omhoog en als een berggeit ga ik naar boven. Richeltjes, punten, gaten. Behoedzaam grijp ik ze vast of steek ik een voet erin. En ik stijg en ik klim en ik hoor zijn rustgevende stem. "Je hebt alle tijd. Doe rustig aan. Zorg dat je in balans bent. En vooral, heb respect voor de berg." Naast me houden ze ermee op. In de ban van de hoogtevrees. Iemand huilt, een ander gilt. Kijkt benauwd. Angstig ook. Dan staan we op de Kleine Glockner.

De top van de kleine Glockner is bereikt. Een kwartiertje verder klimmen wacht de top van de Grossglockner.

Stukje omhoog, stukje omlaag. Voor ons ligt een pad van vijf meter lang en twintig centimeter breed. Besneeuwd. Rechts en links ervan is de afgrond zo'n achthonderd meter ver. Dat touw houdt je wel, hoor ik Hans, dus stap ik het paadje op. Ik haal de overkant, mijn veldfles niet. Hij schuift uit mijn zak en tuimelt de diepte in. Weer gaat het klimmen verder, een kwartiertje nog. Dan is er de top. Berg Heil! En een groot verankerd kruis met een gekruisigde Jezus erop. Uit pure blijdschap geef ik Hem een zoen... en blijven mijn lippen plakken aan het koude staal. Heb ik weer! Moet ik bijna met een kruis op mijn mond naar beneden.

Dan wacht daarna dus die ondergaande zon, de maan boven ons, de knerpende sneeuw onder onze stijg-ijzers. Het is zo mooi en rustgevend dat fotograaf Frank even gaat zitten en een sjekkie rolt. Drum. Take the World in Your Hands. Ikzelf moet er niet aan denken. Blief niet het eten dat ons voorgezet wordt in de Johann Hütte. Kan evenmin de slaap vatten, als om tien uur het licht uitgaat.

Want ik ben stuk. Frank niet. Die huppelt de volgende dag achter de gids de berg af. Over de bergkam, dwars over de gletsjer waar de mist nog geen meter uitzicht biedt, langs de rotsen en de stenen naar de gletsjer met de gevaarlijke spleten. Frank neemt ik ben drie keer op, weet niet waar ik de lucht vandaan moet halen en vind ineens álles steil mijn rugzak erbij. Maar ja, hij heet dan ook Van den Berg.

Uitzicht vanaf de Kaiser Franz Josefs Höhe. Aan de overkant van de gletsjer wachten de hoogste bergen van Oostenrijk.

In vijf uur zijn we beneden. Het kost me nog twee uur om weer op adem te komen. Ambros, onze gids, zegt dat enige conditie een vereiste is, al geeft hij ook toe dat de ijler wordende lucht spelbreker kan zijn. Een lesje klimmen of met stijg-ijzers lopen als voorbereiding kan echt geen kwaad, zo houdt hij ons nog voor. Hij zal wel gelijk hebben, maar we hebben het gehaald, geen gezeur, we staan weer met beide benen op de grond.

En pas dan, op dat prachtig onderhouden begraafplaatsje rond de kerk van Heiligenblut, zien we een dik boek met daarin vermeld de namen van zij die stierven op De Berg. Het zijn er teveel, te beginnen met een Hollander in 1858. Weer gaat de zon onder, verstopt de top zich in de wolken. En mijn hart klopt nog te hard om het verpand te hebben aan de bergen.

Je hoeft geen ervaren alpinist te zijn om de hoogste berg van Oostenrijk, de Grossglockner, te beklimmen. Maar enige bergervaring is aan te bevelen. Een goede conditie helemaal.

Wie met lagere toppen genoegen neemt, kan ook prima in dit gebied terecht. De Grossglockner Hochalpenstrasse is sowieso een must. De weg slingert zich met scherpe bochten door het berggebied en de uitzichten zijn adembenemend. Ook hier kunnen wandeltochtjes van een uur worden ondernomen.

Voor uitvoerige informatie, zie de reisboeken over Oostenrijk of bel het Oostenrijks Toeristenburo: 020-4684793.

Foto's: Frank van den Berg

Publicatiedatum = 6 maart 1999

terug Oostenrijk intro