In het Noorse dorp Drobak mag
Santa Claus niet komen

De kerstman heet hier: Julenisse

door THEA DETIGER

DROBAK - In Noorwegen moeten ze niets hebben van onze Sinterklaas of van de Amerikaanse Santa Claus. In plaats van een heilige in een bisschopskostuum of een vliegende kerstman in een rood judopakje, hebben zij een vriendelijke kerstkabouter, de Julenisse. Deze is gekleed in de traditionele boeren-outfit: een kniebroek, een Noorse trui en de rode muts die het nationale symbool van Noorwegen is geworden.

Pas op voor geïmporteerde kerstmannen.
In Noorwegen wil men de eigen kerstsfeer zuiver houden.

Pas op voor geïmporteerde kerstmannen. Dat zegt een bord in het Noorse dorp Drobak, gelegen aan de Oslo-fjord, dat dank zij inwoonster Eva Johansen uitgroeide tot kerstdorp. "Iedereen verklaarde me voor gek toen ik in 1988 een leegstaande kerk verbouwde tot Jule-huset of Christmas House", zegt ze. "Mensen zeiden dat de kersttijd daar te kort voor was. Maar sinds de opening draaien we 10 maanden per jaar en we hebben inmiddels ook een Kerst-postkantoor toegevoegd en een café annex bakkerij waar je glühwein kunt drinken.

In Drobak komen toeristen van over de hele wereld, maar vooral uit Japan. "Japanners hebben een grote behoefte aan sfeer, familiefeesten en tradities", zegt Eva. "Drie jaar geleden gingen de journalisten van hun grootste krant, Yomiuri (oplage 10 miljoen!), op zoek naar de échte kerstsfeer. Die vonden ze uitgerekend. Van de 30.000 brieven die onze kerstman Kjell-Morten Gustavsen per jaar ontvangt, komen er dan ook heel wat van Japanse kinderen. In tegenstelling tot Westerse kinderen die allemaal om snoep en speelgoed vragen, wensen de Japanse kinderen vooral vrede en vriendschap."

Het Jule-huset of Christmas House in Drobak.

Omdat mensen van heinde en ver komen om hier de pure kerstsfeer te ondergaan, moet de Noorse kerst ook ten koste van alles zuiver worden gehouden, vindt Eva. Professor dr. Olav Bo, die Folklore doceert aan de Universiteit van Oslo en specialist is op het gebied van oude kerstgebruiken, is het roerend met haar eens.

Rond de kersttijd is professor Bo veel te vinden in het Noorse Folk Museum in Bygdoy vlakbij Oslo. In de boerderijen van dit openlucht museum wordt getoond hoe men kerstfeest viert vanaf de middeleeuwen. Een van de oude gebruiken is dat men in de kerstnacht een kom pap neerzet voor de huiskabouter, de nisse (afgeleid van Nils = Nicolaas). Dit trolachtige mannetje van maximaal 1 meter groot beschermt de mensen en dieren die op zijn terrein leven. Vooral in de kerstnacht is die bescherming hard nodig. Omdat boze geesten juist samenspannen als er iets moois en goeds gebeurt, zoals de viering van de geboorte van Christus.

Terwijl de (huis)nisse al 3000 jaar deel uitmaakt van de Noorse cultuur, verscheen de Kerst-nisse, de Jule-nisse, pas eind vorige eeuw. "Van oudsher kreeg ieder gezinslid met kerstmis een nieuw kledingstuk, maar in de 18de eeuw werd het in de betere kringen gewoonte om elkaar luxe geschenken te geven", zegt Olav Bo. "Door de industrialisatie en de verstedelijking ontstonden er grotere verschillen tussen arm en rijk. Omdat men arme kinderen ook graag een kerstcadeautje wilde geven, moest dat anoniem gebeuren. Daarvoor werd de Jule-nisse in het leven geroepen, die met zijn fjordenpaard cadeautjes rondbracht."

Publicatiedatum = 13 december 1997