&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT=""> |
Het Fochtelooërveen is een van onze laatste grote hoogveengebiedendoor KIRSTEN COENRADIE FOCHTELOO - Het Fochtelooërveen, op de grens van Friesland en Drenthe, is een van onze laatste grote hoogveengebieden. Vanwege de bijzondere natuurwaarde geniet het gebied nationale bescherming. Bovendien is het aangewezen als kerngebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur, een groen netwerk van met elkaar verbonden natuurgebieden. Onlangs heeft het Fochtelooërveen net als trouwens De Wieden en De Weerribben ook een Europese status gekregen in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Daardoor kan de Brusselse portemonnee open: voor het herstellen van deze natuurgebieden trekt de Europese Commissie zeven miljoen gulden uit. Natuurmonumenten, hoofdaanvrager van deze subsidie, gunde ons deze week een kijkje in een soms Afrikaans aandoende vlakte waar uitgestrektheid en verlatenheid heersen. "Je verwacht bijna een leeuw, hè? Maar het is de leeuwerik die je hier ziet." Het natte hoogveen is perfect voor waterjuffers en libellen zoals deze Noordse witsnuitlibel die uitrust op een struikje dophei. Waterjuffers en libellen dansen voor ons uit als kleurige mini-helikoptertjes. Een bruine kiekendief zweeft laag boven het landschap, op zijn gemak speurend naar zijn lunchhapje. Een van de veelvuldig voorkomende insecten heeft al wel direct beet: nog dagenlang herinnert een gemeen jeukende plek op mijn hand aan dit uitstapje. Het is overigens zo warm dat we elk moment verwachten een hagedis of slang te zien zonnebaden. Veenpluis Op en langs het pad staan dophei en bijna uitgebloeid eenarig wollegras. De smalle ondiepe sloten zien wit van het veenpluis en groen van het veenmos. Pollen stug pijpenstroo overheersen op de drogere delen ertussen. Als een parachute laat een boompieper zich uit de lucht vallen. Veel houvast heeft het vogeltje hier niet, slechts een enkele armetierige berk redt het op het natte hoogveen. Niets belemmert het weidse uitzicht. Heel in de verte is pas een bosrand, de horizon wordt niet ontsierd door flats of fabrieken. "Ik krijg hier altijd een beetje het eilandgevoel", peinst Natuurmonumenten-opzichter Thijs Haanstra. Zonnedauw is een typische hoogveenplant. 'Zijn' Fochtelooërveen ligt tussen Veenhuizen, Smilde en Appelscha, op de grens van Friesland en Drenthe. Het is een bijzonder gebied met een kale, bijna boomloze vlakte, heidevelden en een van de laatste grote restanten van levend hoogveen in Nederland. Ooit bestond ons land voor zo'n tien procent uit hoogveen. Het merendeel is echter afgegraven en ontgonnen. "Veen", doceert Haanstra en plukt als illustratie een dot kletsnat veenmos om die vervolgens uit te knijpen, "bestaat uit een opeenstapeling van ten dele vergane plantenresten die door water van de lucht zijn afgesloten. Op de bovenste laag groeit veenmos en dat kan water vasthouden, het is zeg maar een soort spons. Zakt het grondwaterpeil, dan verdroogt het veen. Verdroging is de grootste bedreiging van het Fochtelooërveen. Dan krijgen we hier het pijpenstrootje in plaats van veenmos. Ook leuk, maar niet voor hoogveen." De verdroging begon al in de zeventiende eeuw toen hier boekweit werd verbouwd. Boeren groeven daartoe kleine greppels om het veen af te wateren. In de zomer werd de bovenste laag van het veen afgebrand. De as diende als mest voor de boekweitakkertjes. Turfwinning Tegen het einde van de vorige eeuw werd het veen ook nog eens grootscheeps afgegraven om turf te winnen. Die jarenlange turfwinning heeft het hoogveen in gevaar gebracht. De veenlaag is zo dun geworden dat de sponswerking is verdwenen. Ook loopt het broodnodige regenwater te snel weg door het stelsel van de 'boekweit'-sloten. Een ander probleem voor het gebied is de verlaging van de grondwaterstand ten behoeve van de omliggende landbouwpercelen. Natuurmonumenten is sinds 1980 bezig het hoogveen weer natte voeten te bezorgen. Dammen zijn aangelegd waarbinnen de waterstand is verhoogd. Daarnaast zijn veel sloten en greppels gedicht. Want doe je niks, dan raak je volgens Haanstra een zeldzaam landschap met even zeldzame veenplanten als lavendelhei, veenbes, struikhei, zonnedauw en kraaihei kwijt. "Maar ook dieren zijn aan dit specifieke natte ecosysteem verknocht, sommige komen buiten het veen niet of nauwelijks voor. Het stikt bijvoorbeeld van de libellen, er zijn wel dertig verschillende soorten geteld zoals de zwarte heidelibel en de noordse witsnuit, een tafeltje-dek-je dus voor de boomvalk. Op de planten leven talloze insecten: waargenomen zijn achttien soorten dagvlinders waaronder het zeldzame heideblauwtje en veenhooibeestje. Het gebied is rijk aan vogels zoals de blauwborst, het paapje en de roodborsttapuit, allemaal Rode Lijstsoorten, dat wil zeggen soorten die in hun voortbestaan bedreigd worden. In de waterrijkere delen zie je weer steltlopers en eenden. 's Winters is het een rustplaats voor trekvogels. En er komen in het Fochtelooërveen veel reptielen voor. De levend barende hagedis en de heikikker kun je hier vinden, maar ook de ringslang en de adder. Voor de gladde slang is het zelfs het laatste bolwerk in Nederland." Door het water in het hoogveengebied vast te houden krijgen veenmos en veenpluis weer volop kans. Het pijpenstrootje is teruggedrongen naar de hogere en droge grond. Geen wonder dat dit rijke maar kwetsbare hoogveengebied lokaal en landelijk een beschermde status heeft. En dat het bovendien in het Natuurbeleidsplan is aangewezen als kerngebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur, het nationale natuurnetwerk. Maar ook internationaal zijn de ogen op het Fochtelooërveen gericht: in het kader van de Europese Vogelrichtlijn is het aangewezen als speciale beschermingszone. En zeer recent is het door ons ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij met succes aangemeld voor de Europese Habitatrichtlijn. Daarmee kwam de weg vrij voor financiële hulp uit Brussel in het kader van het LIFE-programma, een subsidie die erop gericht is om bedreigde bijzondere natuurgebieden te herstellen om zo ook Europees te komen tot een netwerk van aaneengesloten natuurgebieden. Nederland viel trouwens goed in de prijzen: de zeven miljoen gulden die in het Fochtelooërveen maar ook in De Wieden en De Weerribben besteed mogen worden, behoren tot een van de hoogste bedragen die Europa dit jaar heeft toegekend. "We zijn heel blij met de Europese erkenning dat dit een waardevol gebied is", zegt Andries Stoker, die er als projectleider Fochtelooërveen met een heel team van ecologen, hydrologen en beheerders voor moet zorgen dat een grootscheeps restauratieplan kan worden uitgevoerd. "Maar het Brussels geld is naast alle nationale subsidies ook hard nodig." Want het veenmos mag dan wel weer groeien dankzij de maatregelen die Natuurmonumenten al had genomen, het kon nog beter. Stoker: "De compartimenten binnen de door ons aangelegde kades waren vrij groot waardoor je hoogteverschillen kreeg. Sommige delen bleven nog altijd te droog, andere stonden permanent onder water. Dankzij de Europese steun kunnen we nu meer dijken aanleggen." Thijs Haanstra (links) en Andries Stoker in het Natuur- monumenten- gebied Fochtelooërveen. "Dankzij het Brusselse geld kunnen we nu snel de verdroging aanpakken." In een proefproject in het Kleine Veen laten Haanstra en Stoker zien wat ze bedoelen. Aan de ene kant van het pad is niets gedaan en ziet het veld eentonig geelgroen van de pijpenstroo, aan de andere kant zijn houten dammen gemaakt waarbinnen het waterpeil is verhoogd. "In eerste instantie ziet het er met dat getrapte watersysteem misschien wat sawa-achtig uit", wijst Stoker. "Dat is van voorbijgaande aard: we hebben plagsel over de damwanden gelegd. Daar zal op den duur, als het watervasthoudend vermogen weer hersteld is, het veenmos overheen groeien." Het gewraakte pijpenstroo is hier in ieder geval verdronken, slechts enkele pollen houden manmoedig stand. Het water staat alweer vol veenpluis en ook het veenmos ontwikkelt zich. Op de vochtige oevers ziet het roze van de dophei. Stoker: "Ons uitgangspunt was dat we in de winter een neerslagoverschot hebben. Dat willen we vasthouden voor de zomer." Begraaasd Om de omringende boeren geen last van de hogere waterstanden te bezorgen heeft Natuurmonumenten bufferzones in de randen ingericht. Deze terreinen zullen begraasd worden door Schotse Hooglanders en Galloways. In de toekomst zullen daar bosjes, heide en grassen gaan groeien. Schotse Hooglanders begrazen de bufferzone tussen het natte hoogveen en de omliggende landbouwpercelen. Niet alleen het hoogveen profiteert van de facelift. De recreant krijgt ook meer ruimte. "Er zijn reeds wandelpaden in de randzones, en er is een vogelkijkhut bij de Brunstingerplas waar je op dit moment kunt zien hoe de geoorde futen met jongen bescherming zoeken bij de kolonie meeuwen. We bieden ook allerlei verschillende excursies. Er komt een nieuwe uitkijktoren bij en een excursieruimte. Er ligt al een fietspad op de zandrug die het veen induikt. Dat wordt opgehoogd omdat men anders na de verhoging van het waterpeil zou moeten overstappen op een waterfiets. Er zullen wat vlonders naast het fietspad worden geplaatst zodat men midden in het veenpluis en tussen de libellen kan zitten. Om simpelweg te genieten van deze uitgestrektheid en openheid die je bijna nergens meer in ons land aantreft." FOTO'S: THEO TERWIEL
Publicatiedatum = 19 juni 1999 |