&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

Oud- kolonie mikt met steun van Zuid-
Afrika, Nederland en de VN op toerisme

Mozambique krabbelt langzaam weer op

door Rob Hoogland

MAPUTO - De toerist die werkelijk iets nieuws zoekt, zou eens naar Mozambique moeten gaan. Zeventien jaar burgeroorlog heeft het land naar de rand van de afgrond gebracht, maar nu het eindelijk vrede is krabbelt de voormalige Portugese kolonie mede dank zij inspanningen van de Verenigde Naties langzaam weer op.

Met steun van onder andere Zuid-Afrika en ontwikkelingshulp vanuit Nederland mikt Mozambique daarbij ook op het toerisme. En met recht: nergens ter wereld zijn de stranden zo mooi en de eilanden zo paradijselijk. Al steekt de armoede op het vasteland er wel schril bij af...

Wie van tegenstellingen houdt, kan in Mozambique goed terecht. De paradijselijke schoonheid van een eiland als Inhaca! Het strand zou zo als decor kunnen worden gebruikt voor een Bounty-reclame. Vissers, duikers en vogelaars zijn er welkom en kunnen er ook hun hart ophalen. De eilandbevolking is gastvrij. Honger bestaat er niet en in het enige hotel van het eiland, vlak bij de plek, vijftig meter van het strand, waar de bezoeker vanuit de als ferry fungerende motorboot in de ondiepe zee wordt gedropt, krijg je heerlijke visgerechten voorgeschoteld.

Maar dan, vijfendertig kilometer over de Straat van Mozambique terug: de armoede van de hoofdstad Maputo. Zeshonderdduizend mensen zouden er kunnen wonen, naar schatting anderhalf miljoen Mozambiquanen hebben zich er in de hoop op een beter leven gevestigd. Dood van de honger gaan ze niet meer, zoals tot enkele jaren geleden. Maar de nood is nog steeds hoog. En zoals altijd gaan ellende en misdaad hand in hand. De buitenlander die 's avonds alleen over straat gaat is dom of levensmoe.

Die tegenstellingen!

Keer op keer word je ermee geconfronteerd.

Alleen de aankomst al.

Een paar dagen voordat ik vertrok, vanuit Johannesburg, werd mij een faxbericht van de Zuid-Afrikaanse ambassade in Den Haag overhandigd, waarin reizigers met klem werd afgeraden de ruim zeshonderd kilometer naar Maputo per auto af te leggen. Een Zuid-Afrikaans echtpaar was enkele dagen eerder op dezelfde weg overvallen. Alleen de vrouw had het overleefd en dus achtte de ambassade het verstandiger dat ik het vliegtuig zou nemen.

Ik was het toch al van plan en wist drie kwartier na het vertrek niet wat ik zag, toen het vliegtuig van de Suid-Afrikaanse Lugdiens de landing had ingezet en ik door het raampje naar buiten keek. De baai bij Maputo was bezaaid met scheepswrakken en rondom het krakkemikkige vliegveld stond het ene ontmantelde vliegtuig na het andere weg te roesten: overblijfselen van een burgeroorlog die liefst zeventien jaar in beslag nam.

Chaos

Illustratief voor de bestuurlijke chaos in het momenteel door een nationale regering geleide Mozambique was de manier waarop ik mijn visum wist te bemachtigen. Vanuit Stellenbosch in Zuid-Afrika had ik een reisbureau in Durban gebeld, dat connecties onderhield met een agent in Maputo. Daar vertelde men mij dat alles in orde zou komen, zodra ik driehonderd rand (ongeveer honderd gulden) op hun bankrekening zou storten. En het kwam in orde. Naast de douanebeambte op het vliegveld van Maputo stond Joao, want zo heette de agent, vrolijk met mijn papieren te zwaaien terwijl hij riep: "Mister Googland, mister Googland! Where are you!?" En vlak voordat ik mijn paspoort moest laten zien schoof hij mijn visum gewoon even onder het hekwerk door.

Hoe verstikkend heet het ook was in Maputo, steeds liep ik er met kippenvel rond. Niet alleen werd de stad op dat moment geteisterd door een malariaplaag, ook de misdaadcijfers waren er hoger dan ooit. Vrijwel onmogelijk was het bovendien de bedelaars te negeren.

Maar deed ik dat niet, dan had ik binnen de kortste keren een hele horde achter mij aan die mij niet meer met rust liet. En toch trof mij de vrolijkheid van de Mozambiquaanse bevolking, vooral op de markt in Xipananine, de armste wijk in Maputo, die normaal gesproken door blanken wordt gemeden als de pest. Ik bevond mij echter in het gezelschap van een Hollander die er reeds acht jaar woont. En met hem erbij en zijn bewapende bewaker was het veilig.

Nederlander

Henk Son heet die 34-jarige Nederlander. Voor zijn toenmalige werkgever Van Ommeren-Ceteco kwam hij in 1988 via Angola in Mozambique terecht, om er nooit meer weg te gaan. Inmiddels runt hij er, samen met onder meer zijn Zuid-Afrikaanse vrouw Elena, via zijn overkoepelende organisatie Alson Limitada Holding een reisbureau, een drukkerij, een plasticfabriek, een melkfabriek, een kunstgalerie, een groot beveiligingsconcern en een onderneming die de dopjes fabriceert voor de kennelijk zeer kapitalistische flesjes Coca Cola die sinds de teloorgang van het communisme weer in Mozambique mogen worden gedronken en sindsdien dan ook een grote populariteit genieten.

De in Meerwijck bij het Zuidlaardermeer geboren Groninger beseft dat er nog een lange weg is te gaan. Toch ziet hij het zitten. "Het is een land boordevol mogelijkheden", vertelde hij. Veel Zuid-Afrikaanse bedrijven pompen bovendien geld in Mozambique, maar anderen schrikken nog terug voor de misdaad en corruptie. Maputo zou bijvoorbeeld een heel belangrijke haven kunnen worden, maar zolang geen veilige handel kan worden gegarandeerd zullen veel schepen de stad blijven mijden. Omdat de regering daartoe nog niet in staat is, is het dan ook aan pioniers als Henk Son om te proberen de haven afdoende te beveiligen. Lukt dat, dan wordt een grote stap naar een betere toekomst genomen.

Bankroet

De misdaad en corruptie zijn uiteraard een gevolg van de armoede en daaruit voortvloeiende honger die Mozambique plagen. Het land is bankroet, maar weet zich verzekerd van de steun van de Verenigde Naties, die er eerst in slaagde een einde te maken aan de burgeroorlog de partijen werden zelfs ontwapend en nu bezig is allerlei projecten op te zetten, die als fundering van de economie moeten gaan dienen. Ook Nederland doet veel. Minister Pronk heeft Mozambique tot een van zijn 'speerpuntlanden' verklaard, waardoor her en der in het land nogal wat Nederlandse ontwikkelingswerkers rondlopen.

En dan te bedenken dat Lorenzo Marques, zoals Maputo ten tijde van de Portugese overheersing heette, tot een kwart eeuw geleden een vrij welvarende badplaats was, die honderdduizenden Zuid-Afrikaanse toeristen trok. De stad deed aan Lissabon denken, met zijn talloze terrassen, maar die vergelijking gaat niet meer op. In 1975 riep Mozambique de onafhankelijkheid uit. De Portugezen vertrokken en namen hun kennis mee. De bevrijdingsbeweging Frelimo zette een communistisch systeem op waarbij gebruik werd gemaakt van duizenden Russische en Oost-Duitse adviseurs met militaire achtergrond. Het bleek een verstikkend regime. Weinig kwam van de grond en bovendien werden de mensenrechten voortdurend verkracht.

Zeventien jaar duurde vervolgens de oorlog tussen Frelimo en Renamo, een tegenbeweging die uit politieke overwegingen vooral door het toenmalige Rhodesië tegenwoordig: Zimbabwe werd gefinancierd. Mozambique werd verwoest, er vielen honderdduizenden doden. Toen in oktober 1992 eindelijk een vredesakkoord werd getekend was het land verworden tot een grote ruïne, waarvan in Maputo een aantal half afgebouwde flatgebouwen getuigt van het type dat in de voormalige Oostbloklanden ook zo vaak is terug te vinden. De wederopbouw verloopt sindsdien gebrekkig, maar hier en daar wordt toch resultaat geboekt.



De luxe van het Polana-hotel steekt schril af bij de armoede van Maputo.

In grote steden als Maputo en Beira is daar nog niet veel van te zien. Een rondrit door de hoofdstad, verzorgd door Henk Son, leerde mij in elk geval dat het grootste gedeelte van de bevolking nog steeds bezig is met opkrabbelen na de knock-down, hoewel zelfs op de ongelooflijke drukke markt in Xipananine opvallend veel kunstnijverheidsartikelen te koop werden aangeboden, net als trouwens afgehakte apenklauwtjes en -staarten, leeuwenoren en slagtanden van verschillende dieren voor de bijgelovige medemens. Maar of ik die koopwaren eerder zal vergeten dan de stank in de hitte werd ook veel vis verkocht waag ik te betwijfelen.

De deplorabele staat waarin Maputo nog steeds verkeert zou kunnen doen vermoeden dat het niet snel meer goedkomt. Wie bovendien geneigd is te veel onder de indruk te raken van een verhaal als dat van Henk Son hij vertelde dat hij iemand kent die uit menslievende overwegingen ooit een mortuarium opende om de tientallen lijken te bergen, per dag, van Mozambiquanen die toen nog letterlijk van de honger stierven, maar ermee kapte op de ochtend dat hij bij aankomst bemerkte hoe dat gebouw door diverse likkebaardende honden werd bezocht is misschien ook niet al te optimistisch.

En dan de eilanden!

Ik bezocht via datzelfde reisbureau het dichtstbijzijnde eiland, Inhaca. In de haven van Maputo stapte ik aan boord van een grote sloep met twee krachtige buitenboordmotoren, met aan het roer een Zuid-Afrikaanse avonturier die zo een heldenrol in een Hollywood-productie zou kunnen vertolken. Die vijfendertig kilometer lange tocht over de golvende zee bleek al genieten geblazen, maar het verblijf op Inhaca zelf was dat nog meer.

Toen ik uitstapte werd ik onmiddellijk welkom geheten door jongetjes van tussen de vijf en tien jaar, die aanboden mijn bagage te dragen. In tegenstelling tot hun leeftijdsgenoten op het vasteland zagen zij er gezond uit, net als trouwens hun vaders die hun brood vooral met vissen en het vervoer van toeristen verdienden en hun moeders die onder de palmbomen aan het strand kunstnijverheid en schelpen te koop aanboden.

Ik maakte een urenlange wandeling langs het strand, waarbij ik mezelf en volgens mij niet geheel ten onrechte wijsmaakte dat er geen mooier strand kon zijn dan dat van Inhaca. Ik zwom er heerlijk in zee. Ik genoot op het terras van het Inhaca-hotel een weldadige lunch. En ik zag hoe diverse, vooral Zuid-Afrikaanse toeristen, zich optimaal vermaakten met diepzeeduiken, snorkelen, koraalvissen en het bespieden van de meest exotische vogels.

Paradijs

Inhaca was in alle opzichten een tropisch paradijs, zoals de meer noordelijk gelegen, en vanuit Maputo slechts per vliegtuig bereikbare eilanden van de Barazutto Archipel dat ook zijn. Die eilanden Magaruque, Benguerra, Bazarutto en Santa Carolina zijn inmiddels allemaal tot nationaal park uitgeroepen, maar herbergen stuk voor stuk ook een lodge waar de vermoeide toerist zich midden in de ongerepte natuur heel ver weg van de grote boze wereld kan wanen, en waar hij ook kan genieten van een gebakken, gegrilde of gekookte vis, eventueel zelf aan de haak geslagen, die een paar uur eerder nog zorgeloos in de Indische oceaan lag te spartelen.

U begrijpt wellicht dat het weer even wennen was, terug in Maputo.

Maar het bezoek aan Inhaca deed mij wel veel meer geloven in de toekomst van Mozambique.

REISWIJZER:

Degenen die geïnteresseerd zijn in een reis naar Mozambique zouden in overweging kunnen nemen een dergelijke onderneming te koppelen aan een bezoek aan Zuid-Afrika. Het Zuid-Afrikaans Verkeersbureau in Amsterdam is graag bereid inlichtingen over visa en dergelijke te verstrekken, net als de Suid-Afrikaanse Lugdiens (South-African Airways) in Hoofddorp, dat vanuit Johannesburg vrijwel dagelijks vluchten van en naar Maputo verzorgt.

In Maputo zelf staat het reisbureau Polana Tours ter beschikking. Telefoon 493533/493534, fax 493538. Polana Tours wordt door de Nederlander Henk Son en diens vrouw gerund. Praktische tip, ten slotte: laat in Maputo het paspoort achter in de hotelkluis en neem zelf een fotokopie mee. Dan kan de politie er ten minste ook niks mee...

Publicatiedatum = 3 mei 1997