&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

NIKKO is een bezoek zeker waard

door Ruud Kreutzer

NIKKO - Het patroon op een van de witte zuilen van de Yomei-poort is opzettelijk op zijn kop in het hout gegraveerd. De ontwerpers waren zo tevreden met hun werk dat zij de jaloezie van de goden vreesden over zoveel perfectie. Vandaar het opzettelijke schoonheidsfoutje, dat je overigens niet kunt zien als je het niet weet.

Een plaatje is dit doorkijkje onder een Japanse brug.

De Yomei-poort biedt toegang tot Toshogu, het mausoleum van Ieyasu Tokugawa, die Japan onder zich verenigde en in 1603 de basis legde voor het 250 jaar omspannende Tokugawa-shogunaat. Zijn kleinzoon en opvolger Iemitsu, de man die alle buitenlanders behalve de Nederlanders de toegang tot het land ontzegde, liet het praalgraf in 1634 bouwen. Een ereplaats is er voor de gigantische bronzen lantaarn die de Verenigde Oostindische Compagnie ooit aan de shogun schonk.

Kosten noch moeite werden bij de bouw gespaard. Vijftienduizend van de beste handwerkslieden werden uit heel Japan opgetrommeld om het architectonische huzarenstukje te leveren. Zij verwerkten twee hectare bladgoud. Omgerekend in geld van deze tijd kostte het hele project ƒ 400 miljoen.

Dat was niet alleen uit eerbied voor de eerste nationale leider van Japan, maar had ook als doel om rivaliserende landheren zo op kosten te jagen dat zij geen middelen meer over hadden om het centrale gezag te bedreigen.

Het complex omvat diverse tempels, poorten en schatkamers, die bijna allemaal even weelderig zijn versierd met schitterend houtsnijwerk. De overdaad komt als een schok voor veel bezoekers die vertrouwd zijn met de ingetogen Zen-tempels van Kyoto.

Op hetzelfde terrein liggen, op korte loopafstand van elkaar, nog een aantal bouwwerken die niet gemist mogen worden, zoals het mausoleum van kleinzoon Iemitsu zelf (Taiyuin) en de Rinnoji- tempel. Boeddhisme en de Shinto-volksreligie leven vreedzaam naast elkaar, soms zelfs in één en hetzelfde godshuis.

Spawater

Rust is in de grote Japanse steden ver te zoeken, maar op een paar uurtjes van de hoofdstad Tokio waant een bezoeker zich alleen op de wereld.

Je hebt het gevoel ver weg van de grote stad te zijn, maar Nikko ligt dicht genoeg bij Tokio om er een dagtochtje van te maken. De trein vertrekt van het Asakusa-station en doet er een kleine twee uur over. De eerste vertrekt al om 6:20. Het Toshogu-complex is nog ongeveer 20 minuten lopen vanaf het station van Nikko, een aardige wandeling langs souvenirwinkeltjes, kleine restaurantjes en de beroemde rode brug die nu alleen nog gebruikt wordt tijdens festivals.

Op de heuvel achter de houten brug ligt het prachtige Kanaya-hotel, een 120 jaar oud klassiek-Westers hotel dat naar verhouding redelijk betaalbaar is (kamers vanaf ƒ 180). Een stukje verder langs de rivier ligt een wat goedkoper alternatief, de 'Turtle Inn', met Japanse kamers (een dun matrasje op de stromatten vloer). De nieuwe annex (Hotori-an) is alleen al vanwege het fraaie bad met heet bronwater en uitzicht op de rivier zeer aan te bevelen (niet vergeten: in Japan altijd eerst goed wassen voor je in het grote bad stapt).

Een overnachting in Nikko biedt het grote voordeel de volgende ochtend vroeg bij de tempels te kunnen zijn. Vroege vogels hebben het beste licht voor foto's, maken de meeste kans om monniken in hun gele gewaad tegen het lijf te lopen en vermijden de ergste drukte. Zelfs vóór de tempels hun poorten om 8 uur openen is er al veel te zien, zoals de toegangsweg die aan beide zijden wordt gemarkeerd door honderden cypressen. De eeuwenoude reuzen steken prachtig af tegen de langzaam wegtrekkende ochtendnevel.

Even buiten Nikko zelf zijn ook nog een aantal bezienswaardigheden, zoals het Chuzenji-meer en de Kegon-watervallen. De steile weg erheen met de auto of de bus is adembenemend. Nog verder weg, in Oku-Kinugawa zijn een paar afgelegen herbergen met warm bronwater, zoals het rustieke 'Hatcho no Yu' met zijn buitenbaden midden in de natuur. Voor meer informatie zie 'Japan's Hidden Hot Springs' van Robert Neff (Tuttle, 1995), dat in veel grote hotels te koop is. In de omgeving van Nikko zijn ook een aantal mooie wandelingen uitgezet. Een Engelstalige brochure is voor ƒ 2,50 te krijgen bij de toeristeninformatie tussen het station van Nikko en Toshogu.

Wierook

Deze vrouw verdient er een paar centen bij door onder meer schrijfwaren aan de man te brengen.

In Tokio zelf valt toeristisch veel minder te beleven. De grote aardbeving in 1923, de Amerikaanse brandbommen in 1945 en de vooruitgangsgekte van na de oorlog heeft slechts een handjevol straatjes met oude ambachten gespaard, met name in Asakusa (waar de trein naar Nikko vertrekt) rond de Sensoji-tempel. Tussen de poort met zijn gigantische papieren lantaarn en de tempel loopt de Nakamise-straat met aan weerszijden kleurige stalletjes met zoetwaren en souvenirs. Doe als de Japanners en wrijf wat rook van het wierookvat aan de voet van de tempel in je haar: het schijnt te helpen tegen alle denkbare kwalen.

Een ander bijzonder stukje 'beneden-stad' is Kappabashi, bij het station Tawaramachi aan de Ginza-metrolijn. Daar is van alles te krijgen voor de keuken: prachtige handgemaakte messen en scharen, houten en bamboe gereedschap en niet te vergeten het natuurgetrouwe plastic namaaketen waarmee veel restaurants hun waren aanprijzen.

De wijk Akihabara is het elektronische mekka van de wereld. Zelfs als je niets wilt kopen, kijk je hier je ogen uit naar het ongelooflijke aanbod. Hoewel de nadruk de laatste jaren meer op computers is komen te liggen, blijft het de aangewezen plek voor buitenlanders die het nieuwste elektronische speeltje willen kopen. Een aantal winkels heeft tax-free verdiepingen waar je in het Engels geholpen wordt en waar spullen worden verkocht die het in Nederland ook doen (Japan heeft 100 Volt wisselstroom en het videosysteem is anders, dus oppassen!).

Tokio heeft een groot aantal warenhuizen die stuk voor stuk kunnen concurreren met het beste dat de Europa op dit gebied te bieden heeft. Om er enkele te noemen: Takashimaya in Nihonbashi, Mitsukoshi in Ginza, Odakyu in Shinjuku en Seibu in Ikebukuro. De prijzen zijn hoog, zelfs voor Japanse begrippen, maar liefhebbers van fijn porselein, mode, speelgoed en luxe eten kunnen hier hun hart ophalen en zich verbazen over de weergaloze service en het onberispelijke uiterlijk van personeel en publiek.

Uit eten kan ook vreselijk duur zijn, maar bijna alle restaurants hebben goedkope lunch-menu's, die vaak een goede afspiegeling zijn van wat je 's avonds voor een veelvoud van de prijs voorgeschoteld krijgt. Tussen twaalf en twee zijn de zushi (rijst met rauwe vis), tempura (gefrituurde groenten en vis) en shabu-shabu (vleesfondue) heel betaalbaar. Dat geldt ook voor de eetstalletjes die 's avonds in de buurt van de grote stations worden opgezet. Het is geen haute cuisine maar het eten is er voedzaam, de drank vloeit rijkelijk en het is er vaak erg gezellig.

De meeste toeristen hebben geen idee hoe knus het in Tokio kan zijn. Vraag een Japanse kennis om je een keer mee te nemen naar een 'izakaya' voor een echte leuke avond uit. Dat is het Japanse equivalent van een bruine café, waar je een andere kant van de Japanners te zien krijgt. Ongedwongen, luidruchtig en recht-voor- zijn-raap (na een paar glazen bier of warme sake). Er zijn allerlei hapjes te krijgen zoals gebakken vis, patatten, gegrilde aubergine en Japanse saté (yakitori). Hier moet je op een Japans-sprekende gids vertrouwen want een Engelse menukaart zal er zeker niet zijn. Die zal je ook leren dat je niet je eigen glas, maar dat van de andere mensen aan je tafeltje steeds moet bijvullen. Een heel gezellige gewoonte die je dwingt goed op je tijdelijke lotgenoten te letten, en dus een heel klein beetje Japanner te worden.

REISWIJZER:

Japan Airlines vliegt dagelijks rechtstreeks op Tokio; de KLM vijf keer per week. De KLM vliegt wel elke dag op Osaka (Kansai International), dicht bij de oude keizersstad Kioto. Tickets kosten afhankelijk van het seizoen ongeveer ƒ 2500.

De seizoenen lopen gelijk met die van Nederland. De regentijd (juni) en de hete zomer (juli en augustus) zijn de slechtste maanden om Japan te bezoeken.

De beste periodes zijn oktober-november (prachtige herfstkleuren, veel helder weer) en april-mei. Probeer de topdrukte van Golden Week (begin mei) te vermijden. Kerstmis (geen vrije dag in Japan) en Nieuwjaar zijn een erg interessante periode met vooral de tweede helft van december heel weinig toeristen.

In veel toeristische centra zijn 'goodwill guides' beschikbaar. Dat zijn Japanse gidsen die hun Engels of andere talen met een buitenlander willen oefenen. De enige kosten voor de toerist zijn de lunch en de toegangskaartjes.

Voor meer informatie: bel het Tourist Information Center in Tokio: (03) 3201 3331. 'Goodwill guides' kunnen 24 uur tevoren worden 'geboekt' in onder meer de wijk Asakusa, in Nikko en (op zaterdag en zondag) in Kamakura, de tempelstad ten zuiden van Tokio.

Publicatiedatum = 11 oktober 1997