Voormalige koppensnellers nu zeer gastvrij

Op avontuur in Kalimantan per kano en boot

door Rob Sebes

PEPAS EHENG (KALIMANTAN) - Kalimantan was zich de laatste tijd juist een beetje aan het ontsluiten voor westerse toeristen, toen het werd getroffen door enorme bosbranden. Dat laat onverlet dat er op het Indonesische deel van het enorme eiland Borneo nog veel te genieten valt. Van flora en fauna, maar zeker ook van de levenslust en gastvrijheid die de bevolking uitstraalt.

In het halfduister van een 'langhuis' duwt een vrouw zachtjes neuriënd tegen een ronde, bont gekleurde doek die aan het houten plafond bungelt. Naast haar zit een meisje een rieten mand te vlechten, terwijl een oud baasje een deuntje op zijn bamboefluit speelt.

Tientallen families wonen in een langhuis bij elkaar.

Voorzichtig stappen de bezoekers, camera's in de aanslag, naderbij. Pas op anderhalve meter afstand zien zij tot hun schrik dat er een hoofdje uit de doek steekt.

Gelukkig blijkt er nog een lijfje aan vast te zitten; het is een baby die prinsheerlijk slaapt en niets merkt van de opwinding onder de westerse gasten.

Dat de toeristen zo door het hoofd zijn gebiologeerd, komt doordat ze op trektocht zijn in het gebied van de Dayaks, vroeger de gevreesde koppensnellers van Kalimantan.

Borneo, al eeuwenlang een naam met een magische klank. Oerwouden, orang-oetans, reuzeslangen, ongerept natuurschoon, het recht van de sterkste. Maar ook ongelooflijk veel houtkap, een smerige oliestad en gehuchten waar nauwelijks iets te eten is. En dat alles bij een vochtigheidsgehalte van gemiddeld 80 procent.

Eeuwenlang speelde het koppensnellen een belangrijke rol in de cultuur van de Dayaks, een volk dat uit vele stammen bestaat. Een krijger telde pas mee als hij ten minste één tegenstander een kopje kleiner had gemaakt. Bovendien hadden de afgehakte hoofden een mystieke betekenis. De Dayaks geloofden dat de geesten die in de koppen scholen hen bescherming boden.

In de eerste jaren van de 20e eeuw kwam er een einde aan de koppensnellerij. Deels doordat veel Dayaks zich onder invloed van de missie tot christen lieten dopen, deels doordat er een einde kwam aan de onderlinge oorlogen om gebiedsdelen.

Tegenwoordig zijn de Dayaks vredelievende mensen die westerlingen met open armen ontvangen. Toeristen die op een houten boot de brede en vele honderden kilometers lange Mahakam-rivier stroomopwaarts bevaren, worden toegezwaaid alsof ze Olympische kampioenen zijn. Kinderen springen als dolfijnen in en uit het water, vrouwen doen de was en mannen halen grote hoeveelheden vis binnen. Net zo makkelijk doen de rivierbewoners trouwens hun behoefte in datzelfde water, vaak op nog geen tien meter van een buur die zich staat te wassen.

Onder leiding van een plaatselijke gids kunnen gezelschappen, afhankelijk van hun wensen, zo'n 325 tot 600 kilometer richting het hart van Borneo varen. Terwijl je vroeger nog afhankelijk was van overvolle veerboten, waar je een plekje tussen honderden Dayaks moest vinden, kunnen groepen tegenwoordig inschepen op schuiten die exclusief door hen worden gehuurd.

Vanuit de oliestad Balikpapan op Oost-Kalimantan gaat het in de duisternis per bus naar de vertrekplaats Loajeng. De boot, ruim zeventien meter lang en vier meter breed, ligt ongeduldig te wachten. Nauwelijks heeft iedereen zijn koffer aan boord, of de kapitein geeft vol gas. Met zo'n twintig kilometer per uur gaat het richting Muara Muntai, de eerste pleisterplaats.

Het schip vaart de gehele nacht door. Het is pikdonker. Slechts af en toe doet de schipper een zoeklicht aan; voor de rest vertrouwt hij op zijn ogen en 'feeling'. Aan beide zijden van de rivier schemeren de silhouetten van palmen en mangroves, de traditionele bomen met hun hoogliggende wortels. Hoge geluiden van nachtdieren echoën over en weer. Even denken sommigen dat er een paar krokodillen voorbij schieten, maar het blijken boomstammen te zijn die richting kust worden vervoerd voor de houtindustrie.

De Mahakam-rivier: wasplaats en sanitair tegelijk.

Soberheid is troef aan boord. Er zijn weliswaar tweepersoons kajuiten, dus er is enige privacy, maar de sanitaire voorziening bestaat uit twee hokjes met een toiletpot en een kraan annex douche. Als je de kraan opendraait, spuit er een krachtige straal lauw water uit. De douche doet het alleen als je door de knieën zakt. De verklaring: de waterhuishouding is rechtstreeks aangesloten op de rivier. Ofwel: je wast je niet met schoon leidingwater, maar met rivierwater. Niemand klaagt, wetende dat de zevenkoppige bemanning op de voorplecht slaapt, onder de sterrenhemel. Een bemanning, die dagelijks drie heerlijke, verse Indische maaltijden bereidt.

"We hebben de boot door de plaatselijke bevolking laten bouwen, volgens de gewoonten die we hier hebben", legt gids Firdaus Yamani van Kaltim Adventure uit. "Het is geen gezicht om hier met een soort Loveboat te varen. We willen toeristen graag laten kennismaken met de natuur en onze gewoontes."

Met strakke hand leidt Yamani de bezoekers over zijn eiland. Hij wordt vergezeld door directeur Johannes Kans van het luxueuze Dusit Inn Hotel in Balikpapan. Kans werkt met Yamani samen bij het binnenhalen van westerse toeristen.

Met ferme pas marcheert Yamani door Muara Muntai, dat halverwege de 350 kilometer lange boottocht ligt. Er zijn enkele winkeltjes en verder bestaat het dorp uit een paar lange lanen waaraan houten huizen liggen. De bewoners zijn bezig met het verwerken van de gevangen vis of repareren hun boot. Kinderen van zeven, acht jaar komen van school in keurige uniformpjes. Er heerst een ontspannen, blijmoedige sfeer.

Vanuit Muara Muntai gaat het per kano naar Tanjung Isuy. Daarvoor moet een reusachtig merengebied (Jempang) worden doorkruist, vergelijkbaar met de Friese meren. Alleen; hier is de waterstand beangstigend laag. De kano heeft een bijna horizontaal liggende buitenboordmoter met een superkleine propeller, speciaal om het ondiepe water te kunnen doorklieven. Af en toe loopt het bootje toch vast. In het midden van het grootste meer is de vaargeul nog geen drie meter breed; aan weerszijden liggen kilometers lange modderpoelen, waar vissers op wonderbaarlijke wijze nog een vangst uit halen.

De aandacht wordt afgeleid door duizenden grote en kleine watervogels. Af en toe passeert de mini-vloot een nederzetting, waar de bevolking een soort lepelaars als huisdier houdt. Deze grote vogels staan aan hun poot geketend naast de woningen en slaan de vreemdelingen met een hautaine blik gaande. Soms wordt de stilte verbroken door een islamitisch gebed dat door een luidspreker schalt.

Zowat de hele goegemeente is uitgelopen in Tanjung Isuy. Op het teken van een dorpsomroeper krijgen de bezoekers allen een hoofdtooi en een ketting aangeboden. Een oude man verricht vervolgens een handeling die veel weg heeft van een zalving. Daarna beginnen de welkomsdansen.

"Ik breng u een hoofd", zingen de dansers.

Een op het oog onschuldige dans, waarbij dorpelingen in een lange rij lopen en telkens een pas naar links en naar rechts doen, blijkt regelrecht uit de koppensnellers-traditie te stammen. De pasjes waren vroeger bedoeld om de overige dorpelingen de hoofden te laten zien die aan de heupen bungelden. "Ik breng u een hoofd", heet deze dans dan ook toepasselijk.

Kinderen doen volop mee met de traditionele dansen.

De in kleurige kostuums gestoken dansers boffen, want met hun deelname aan deze ceremonie verdienen zij een extraatje en wordt hun zware werk op het land even onderbroken. Na het dansen gaat het hele gezelschap een dorpshuis in, waar thee en koekjes klaar staan. Hier worden de gasten uitgenodigd enige liedjes uit hun eigen land ten gehore te dragen. De Nederlanders en de Fransen bereiken een compromis en brullen uit volle borst 'Sur le pont d'Avignon'...

Het keerpunt van de tocht is Melak, zo'n 350 kilometer landinwaarts. Van hieruit gaat het naar een 5000 hectare tellend stuk beschermd oerwoud, volgens Yamani de enige plaats op de wereld waar zwarte orchideeën in het wild groeien. Door de gunstige ligging bloeien deze bloemen in korte tijd drie keer: in april, juni en september.

Hoewel het geen bloeitijd is, zien de westerling tot hun onuitsprekelijke geluk een paar zwarte orchideeën. Dan dringt het gezelschap verder in het oerwoud. Er valt een diepe stilte. Onstuimige donkergroene planten versperren de weg, varens bereiken hier hoogtes waar een Nederlandse tuinliefhebber alleen maar van kan dromen. Hoog in de bomen klinkt een licht gefluit. Yamani lacht breeduit: "Dat is een goed teken. Het is een soort uilachtig beestje, niet groter dan een hand. Als je hem hoort, zijn er geen gevaarlijke dieren in de buurt."

Een paar zwarte orchideeën.

Het volgende moment schijnt er tussen het groen plotseling een steenrode gloed. De groep is op een 'Bengeherai' gestuit, een boom die wel vijf meter dik kan worden. "Eén van de hardste houtsoorten ter wereld", aldus Yamani.

Onmiddellijk gaan de gedachten uit naar de vele houtkapbedrijven, die dagelijks grote stukken bos neermaaien. In tegenstelling tot westerse milieudeskundigen maakt Yamani zich daar helemaal niet druk om: "Voor elke boom wordt een nieuwe geplant, dat is verplicht. Ik ben absoluut niet bang dat het oerwoud zal verdwijnen. Het staat hier al tienduizenden jaren, het zal er altijd blijven."

Op de terugweg wordt een langhuis bezocht in het dorpje Pepas Eheng. Een houten gebouw van 65 meter lang en 8 meter breed, waar 32 families bij elkaar wonen. De vloer ligt zo'n twee meter boven de grond. De drie toegangen zijn alleen te bereiken via een smalle trap, met markant uitgesneden treden om ratten te weren. Voor het langhuis staan op diverse plekken houten beelden om boze geesten buiten de deur te houden.

Als de ogen aan de duisternis gewend zijn, is over de hele lengte van het langhuis een voorportaal te zien, een gemeenschappelijke ruimte. Daarachter liggen de verblijven van de afzonderlijke gezinnen; meestal een kamer met een bed en wat klein meubilair. Her en der zitten groepjes ouderen vredig voor zich uit te kijken of kettingen, instrumenten en kleding te maken. In een hoek van het gebouw hangt een dikke wolk wierook. "Stil", sist Yamani, "daar is zojuist een doodziek kind door een gebedsgenezeres behandeld." Van het kind is alleen het koortsige, slapende hoofd te zien; de moeder zit er treurig naast.

De tocht wordt, na een nacht terugvaren, besloten met een paar uurtjes bijkomen in het chique hotel van Johannes Kans in Balikpapan. Trots laat Kans het appartement zien waar onze eigen prins Bernhard nog een nachtje heeft doorgebracht toen hij het vlakbij gelegen orang-oetan reservaat bezocht. Het hotel had evengoed aan de Cote d'Azur kunnen staan. Een schril contrast met de eenvoudige levenswijze van de Dayaks. Ondanks de koele longdrink bekruipt de gasten dan ook al snel een beklemmend gevoel van heimwee naar het 'longhous'.

REISWIJZER:
Kalimantan beslaat zo'n tweederde van het eiland Borneo, dat een oppervlakte heeft van 539.500 vierkante kilometer. Borneo is na Groenland en Irian Jaya het grootste eiland ter wereld. Bijna 80 procent van het eiland bestaat uit tropisch bos. Het meeste vervoer gaat over enkele grote rivieren, waarvan de Mahakam de bekendste is.

Vanuit Oost-Kalimantan kunnen verschillende tochten worden gemaakt, per boot of per vliegtuig. Vertrekpunt is meestal Balikpapan, een industriestad met enkele grote hotels.

Balikpapan is per vliegtuig te bereiken vanuit bijvoorbeeld Jakarta. Maar het is niet noodzakelijk vanuit Indonesië te vertrekken. Sinds juni vliegt Silkair, een dochter van Singapore Airlines, vanaf Singapore twee keer per week met een Fokker 70 naar Balikpapan.

Er is een scala aan mogelijkheden om Kalimantan door te trekken. Steeds meer reisorganisaties houden rekening met de persoonlijke wensen van de klant. De prijzen kunnen dan ook enorm variëren.

Er zijn in de bibliotheek diverse goede boeken te leen over Kalimantan en Borneo zoals het reisavontuur 'Naar het hart van Borneo' van Redmond O'Hanlon. Sinds kort is er ook een boek op de markt van de Nederlandse schrijfster Willemien Marsman 'Van Kalimantan tot de Baliem' (ƒ39,90, ISBN 90 5546 046, uitgeverij Scheffers, Utrecht).

Informatie: Singapore Airlines, tel. 020 - 549 87 21.

Publicatiedatum = 20 december 1997

vlag Indonesie