&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

Het dubbelleven van Parijse erfgenamen

door THEA DETIGER

De erfgenamen van de landhuizen en kastelen even onder Parijs hebben het niet makkelijk. Ze kunnen zich niet permitteren om net als hun ouders en grootouders het buitenhuis alleen in de zomer te bewonen. Ze moeten kiezen tussen de cultuur van de stad en de natuur van het platteland. En wat doe je dan als de familie-eer op het spel staat? Je verlaat de stad om te tuinieren en te restaureren ook al betekent dat: harder werken, minder geld, kleumen in de winter en je privé-domein openstellen voor publiek.

De vakantieganger heeft ze voor het kiezen. Kastelen om te bezoeken, landhuizen om te overnachten, en tuinen om in rond te dwalen. Je moet ze alleen even weten te vinden, die paradijsjes op aarde, waar je met de eigenaar zelf van gedachten kunt wisselen onder het genot van een jonge vaak zelfgemaakte wijn. "Het bezoek is nog maar mondjesmaat", zegt Olivier Stehli van 'Parc de Roc-en-Tuf' in Ternay. "Ik ben dit jaar voor het eerst open en ik heb zegge en schrijve 21 bezoekers gehad."

Stehli is een samenwerkingsverband aangegaan met drie andere tuineigenaren rond de Franse bloemenstad Vendôme. De vier tuinen liggen steeds ongeveer 10 kilometer van elkaar en ademen allemaal een totaal andere sfeer. Roc-en-Tuf dankt zijn naam aan het monumentale grotten-stelsel dat hier lang geleden in het tufsteen werd uitgehakt. "Mijn grootvader kocht dit landgoed 90 jaar geleden en mijn vader besloot er een tuin aan te leggen", vertelt Olivier. "Hij stuurde mij naar een kweker in Engeland om het vak te leren. Zijn naam noem ik liever niet. Hij sprak me twee jaar lang aan als 'slaaf'. Ik heb daar wel een voorliefde voor bomen ontwikkeld. Zo heb ik op Roc-en-Tuf 35 soorten kastanjes staan."

Hoewel Olivier Stehli geurende planten kweekt voor mondaine parfums lijkt het of de tijd hier heeft stil gestaan. Tot voor kort was het huis voor water aangewezen op de pomp, en naar de markt hoeft Olivier ook al niet. Hij fokt zelf varkens en verbouwt zijn eigen fruit en groenten. Zijn kinderen wonen in Parijs. Maar dat is sinds de komst van de hoge snelheidstrein geen probleem meer. De TGV rijdt in 45 minuten van Parijs naar Vendôme.

Ook voor Rosamée Henrion, die ruim dertig jaar geleden 'Domaine du Sasnières' erfde, is die trein een uitkomst. "Ik heb nog steeds een klein appartement in Parijs vlak naast het station. Zo kan ik regelmatig een paar dagen cultuur opdoen." Haar huis is gebouwd op fundamenten uit de 16de eeuw, maar Rosamée's tuin is jong. "Toen ik hier kwam, was er vijftig jaar niets gebeurd. Ik ben gewoon maar begonnen met het terugdringen van de woestenij, en in feite ben ik daar nog steeds mee bezig. Ik ben vooral geïnteresseerd in bomen en struiken. En dan met name bomen met een bijzondere bast of die mooie kleuren hebben in de herfst. Mijn inspiratie doe ik op tijdens tuinreizen die ik over de hele wereld maak. De mooiste tuinen vind je in Nieuw Zeeland en Tasmanië, maar de beste kwekers zitten in Holland."

Sasnières heeft een eigen bron en in de vijver kweekt Rosamée's zoon Guillaume forellen, die rond de kerst aan de omwonenden worden verkocht. "Mijn broer en ik zijn de eerste generatie die permanent op de familie-buitens woont", zegt de vrouw des huizes. Haar broer bezit een nóg groter landgoed dan zij: 'Le Fresne' in Authon. Daar valt in tegenstelling tot de eigentijdse tuin van Rosamée een traditionele geometrische Franse tuin te bewonderen met strakke buxushagen en bloeiende borders in blauw en pastelkleuren. "In de 19de eeuw werd de oorspronkelijke Franse tuin veranderd in een modieuze Engelse landschapstuin", vertelt Rosamée. "Maar mijn grootouders hebben de beroemde tuinarchitect Duchesne in de arm genomen om de formele Franse tuin in ere te herstellen."

De vierde tuin in het rijtje vormt 'Parc botanique de la Fosse' in Fontaine-les-Coteaux, een van de oudste arboretums van Frankrijk. La Fosse is de enige die dit jaar niet voor het eerst de poorten heeft geopend. Het park is al zeven jaar te bezoeken. "La Fosse is al sinds 1751 in mijn familie", vertelt de huidige eigenaar Jacques Gerard, die zijn bloeiende exportfirma in Parijs opdoekte om de duizenden zeldzame bomen te gaan verzorgen, "Mijn voorouders maakten er een sport van om iedere nieuwe ontdekking op bomengebied uit Azië en Amerika meteen hier te krijgen. Zo hadden we als eerste in 1904 de vaantjesboom uit China, met zijn witte bloemen als wapperende zakdoeken."


Om het park geen saaie verzameling bomen te laten zijn, heeft men hier en daar een kleine tuin in de grote tuin gemaakt. En in het najaar is de grond bezaaid met bloeiende cyclames. Rond het Italiaanse tempeltje, dat in 1817 volgens de toen heersende mode werd gebouwd als 'follie', staan ook hier verschillende geurende planten in potten. In de streek waar parfums als Guerlain, Paco Rabanne en Lancaster vandaan komen, is dat kennelijk een 'must'. Ook in de kloostertuin bij de kathedraal van Vendôme, die men aan het restaureren is, staan welriekende planten. En binnen in het museum is tot 19 augustus een parfumtentoonstelling ingericht. Helaas meer flesjes dan geuren!

REISWIJZER

De vier samenwerkende tuinen liggen rond Montoire-sur-le-Loir, zoals de naam al zegt: in het dal van de Loir. Niet te verwarren met de Loire, die nog net iets zuidelijker ligt. Ze zijn allemaal geopend op zaterdag, zondag en feestdagen, en in juli en augustus ook nog een paar keer door de week. Omdat de tijden allemaal verschillen, kan men het beste even een folder halen bij de VVV ter plaatse. De entree bedraagt 35 Franc per tuin (voor La Fosse 50 F.) en er bestaat ook een combinatiekaartje.

Voor logeeradressen op landhuizen kunt u de gids 'Bienvenue au Chateau' raadplegen.

Publicatiedatum = 08 juni 1996

terug Frankrijk-intro