&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT=""> Eurojet

Eeuwenoude Franse
waterhuishouding ingenieus

door Nelly Duijndam

Nederland kent een aantal hoogstandjes op het gebied van de waterhuishouding. De Inpoldering, de Afsluitdijk en de Deltawerken zijn wereldberoemd. Van heinde en ver komen geïnteresseerden onze oplossingen aanschouwen voor het wonen onder de zeespiegel.

Veel minder bekend is de Franse waterhuishouding. Door middel van sluizen zijn rivieren bevaarbaar gemaakt, of zij zijn met elkaar verbonden door kanalen. Deze lopen vaak over of door bergen heen. En waar komt het water vandaan voor een kanaal boven op een berg?

Een sluisje aan de Loire.

 

In de zeventiende eeuw begon men in Frankrijk al te bouwen aan een ingenieus en wijdvertakt kanalenstelsel. Het oudste kanaal, het Canal de Briare dateert uit 1642. In 1604 kwam het eerste plan op tafel om een vaarverbinding te maken tussen de Loire en de Seine en in 1642 voeren de eerste schepen door dit kanaal. Het Canal du Midi in Zuid Frankrijk werd in 1682 voltooid. Dit kanaal verbindt de Golf van Biskaje met de Middellandse Zee. De meest westelijke verbinding van België naar Parijs, het Canal du Nord, is een betrekkelijk jong kanaal. De plannen hiervoor werden al gemaakt in 1876, maar de opening van het kanaal was pas in 1964. Twee wereldoorlogen vertraagden de uitvoering.

Zuidelijkste punt

Ludzer van den Hoven (49) en zijn vriendin Trudy (44) voeren met hun eigen woonschip een jaar door Frankrijk. Het doel was zo zuidelijk mogelijk te komen. Zij vertrokken in oktober 1988 en kwamen in januari van het jaar daarop aan in Port la Nouvelle, het zuidelijkste punt dat met een zoetwater-schip bereikt kan worden. In september 1999 waren zij weer terug in Amsterdam. Op de heenweg bezochten zij in Conflans St. Honorine, dicht bij Parijs, het Musée Batellerie.

Aquaduct van Briare

 

"Heel interessant", aldus Ludzer, "het ontstaan en de geschiedenis van de kanalen worden hier heel beeldend en duidelijk uitgelegd. We kochten hier het boek 'Un Canal, des Caneaux.' Een prachtboek met o.a. alle plannen die ooit bedacht zijn om rivieren met elkaar te verbinden en ze bevaarbaar te maken via sluizen en kanalen. Hierdoor was mijn belangstelling gewekt. Ik volgde vaak met m'n fiets of scooter de loop van een rivier en heb zo menige bron ontdekt."

Zo kwam Ludzer terecht bij Lesdin, een dorpje tussen het Canal St. Quentin en de Sambre een heuveltje waar zowel de Schelde als de Somme ontspringen. Het stroompje wat de Somme vormt, voedt de zuidelijke tak van het Canal St. Quentin. Hetzelfde stroompje voedt ook het Canal de la Sambre a l'Oise, maar is eerst via een pijpleiding door de berg heen gegraven. Bij Vandencourt komt dit water via een betonnen geul in het kanaal.

"Ik vind het spannend om te ontdekken waar al dat water vandaan komt en raak helemaal opgewonden als ik weer een bron uit de grond zie opborrelen." Bij Epinal vond hij een bron aan de Moezel. Ook weer via een pijpleiding door de berg voedt deze bron het Canal de l'Est richting Saône.

Het werk houdt Ludzer en Trudy in Nederland. Het liefst gingen zij weer terug naar Frankrijk. "Het varen in Frankrijk geeft een enorm ruimtegevoel, en het verblijf aan de Middellandse Zee met zijn zon en mistral geven mij het gevoel in een andere wereld te leven."

Transport was de belangrijkste drijfveer om de kanalen te graven. Hout van de bossen langs de Loire naar Parijs, steenkool van het mijnengebied in het zuiden naar het noorden, ijzererts van de vallei van de Marne naar het noorden en het zuiden. Parijs neemt een centrale plaats in, deze stad moest vanuit alle windstreken bereikbaar zijn.

Hulpkanaal Canal de Briar

e

De meeste kanalen in Frankrijk zijn gegraven in de negentiende eeuw. Aanvankelijk waren de sluizen in deze kanalen 30 m lang en 5 m breed. Rond 1840 werden op initiatief van ingenieur Freycinet (hij was minister van publieke werken van 1877 tot 1897) de sluizen verlengd tot 40 meter, waardoor er grotere schepen zoals spitsen konden varen en er dus meer vracht vervoerd kon worden. Tot op de dag van vandaag varen in Frankrijk nog deze spitsen (peniches): schepen met een lengte van 38 m en een 5 m breed. Van oorsprong hadden deze schepen een puntje op de kop (pointu), vandaar de naam spits. Verder zijn ze zo stomp als een grote schoenendoos met afgeronde hoeken.

Frankrijk kent een aantal stroomgebieden, die de watertoevoer van de kanalen verzorgen: het gebied van de Seine, de Rhône, de Garonne, de Rijn en de Loire. De scheiding van deze stroomgebieden ligt bij het plateau van Langres. Van hieruit stromen de Seine en de Loire naar het westen, de Rhône naar het zuiden en de Rijn naar het Noorden. De Maas en de Moezel behoren tot het stroomgebied van de Rijn. De Garonne loopt van oost naar west langs de Pyreneeën.

Er is enorm veel water nodig om de schepen over de bergen heen te laten varen. Via veel sluizen klimmen de schepen naar boven over de bergen heen of zakken zij weer af naar naar het dal. Bij een verval van drie meter gaat er met iedere doorvaart van een sluis (schutting N.D.) 3x40x5=600 kubieke meter verloren, ongeacht het aantal schepen of jachten of de grootte ervan. De kanalen volgen bijna altijd de loop van een rivier.

Om overstromingen te voorkomen liggen de kanalen hoger dan de rivieren. Via vaak lange hulpkanaaltjes (canaux d'alimentations) wordt een lager gelegen kanaalpand (een stuk kanaal tussen twee sluizen) gevoed vanuit een hoger gelegen rivier of bron. Het water wordt in een hoger gelegen stuk rivier afgetapt en via buizen en leidingen naar het kanaal geleid.

Stuwmeer

Meerdere bronnen worden vaak opgevangen in een stuwmeer, waarin ook regenwater verzameld wordt. Dit water wordt ook weer via soms kilometers lange hulpkanaaltjes of buizen naar het vaarkanaal geleid. De stuwmeren zijn vooral te vinden bij de scheidingskanalen (bief de partage). Dit zijn de hoogste kanaalpanden, van waaruit het water langs twee kanten via de sluizen wegloopt.

Bij Langres ligt onder andere een aantal stuwmeren voor het Canal de la Marne à la Saône. Bij het hoogste punt van het Canal du Midi te Castelnaudary is zo weinig water in de buurt dat het uit een stuwmeer gehaald moet worden dat 40 kilometer verderop ligt. In de omgeving van een stuwmeer is de natuur vaak veranderd, de oevers zijn verzand en het doet koud en kil aan. Het doet denken aan een duinlandschap. Hele dorpjes werden soms opgeofferd. Een oude boerderij, die nu aan de rand van een stuwmeer staat bij le Creusot bij het Canal du Centre, stond vroeger op een berg waar beneden in het dal de rivier stroomde.

Scheidingswand hulpkanaal Canal de Briare

 

Waar geen water meer naar het hoogste punt gebracht kon worden, werd een vaarweg door de berg gemaakt. In het Canal du Bourgogne, het Canal St. Quentin en Canal du Nord liggen de grotere tunnels van 5 à 6 kilometer lang. Bijna elk kanaal heeft wel een kleinere tunnel van enkele honderden meters. De tunnels zijn altijd éénrichtingsverkeer, behalve die in het Canal du Nord. Deze tunnel kan van twee kanten ingevaren worden.

In het midden waar de tunnel breder is, is een passeerplaats gemaakt. Vaak zijn ze verlicht, maar het is verstandig een goede schijnwerper aan boord te hebben om stukken drijfhout te signaleren, die mogen niet in de schroef komen. Via grote ventilatoren en luchtgaten wordt de lucht in de tunnels ververst. In de tunnel in het Canal St. Quentin ontbreekt deze vorm van luchtverversing. Daarom is het niet toegestaan de eigen motor te gebruiken en worden de schepen twee keer per dag door een elektrisch aangedreven schip door de tunnel getrokken.

In konvooi

In de zomer kan er door droogte te weinig water zijn. Soms wordt een kanaal dan tijdelijk gesloten. Om water te sparen wordt er ook wel in konvooi gevaren, meerdere schepen in één sluis. Vaak kunnen er drie jachten tegelijkertijd geschut worden. In het Canal du Nord heeft men een andere oplossing gevonden voor de waterschaarste: naast iedere sluis ligt een spaarbekken. Bij een schutting naar beneden wordt de helft van het water opgevangen in het spaarbekken en bij een schutting naar boven wordt de eerste helft van de sluis gevuld met het water uit het spaarbekken. Dit geeft een besparing van 50 procent.

Bij de schepenlift bij Arzviller in het Canal de la Marne au Rhin, varen de schepen in een bak en deze wordt met schepen en al via kabels en gewichten langs een schuine wand omhooggetrokken. Hier gaat geen spatje water verloren, toch wordt er een hoogte overwonnen van 64 meter. Deze lift vervangt 17 sluizen, een enorme waterbesparing!

Publicatiedatum = 5 februari 2000

terug Frankrijk-intro