[advertentie]

De Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuwsCrazyLife
www.wijnbergonline.nl

Jeffrey Wijnberg:
Oefening baart kunst

De één heeft een talenknobbel en de ander heeft meer talent voot hoofdrekenen. Maar, in de praktijk is 'meesterschap¹ altijd het resultaat van eindeloze en geduldige oefening.

Nu dat wetenschappers het principe van 'oefening baart kunst¹ met harde feiten hebben onderbouwd, kan niemand zich meer verschuilen achter het excuus 'daar ben ik gewoon niet geschikt voor¹.

Dat is enerzijds slecht nieuws voor notoire luiaards; anderzijds biedt het hoop aan ijverige mensen die gebukt gaat onder een gebrek aan vaardigheden. Zo kunnen verlegen mensen leren om zich sociaal handiger te gedragen, houten klazen leren dansen en rommelaars leren organiseren.

Ooit was ik zelf het prototype van een serieuze, saaie Piet. Maar, door iedere dag te oefenen in het bedenken en uitspreken van grappige, gevatte en provocerende opmerkingen, heb ik mijn gevoel voor humor behoorlijk opgeschroefd. Zelfs een bejaarde hond kan nieuwe trucjes leren, als hij besluit om niet met pensioen te gaan.

uit De Telegraaf-i van maandag 19 februari 2001

Doorsnee brein zelfde als dat van genie

SAN FRANCISCO - Een doorsnee brein verschilt in niets van dat van een geniale wiskundige. Iedereen beschikt over dezelfde wiskundige basisinstrumenten. Het verschil zit hem in het abstractievermogen en vooral: oefening, zo meldde maandag de internet-nieuwsdienst Hotwired.

De stelling werd verdedigd door Keith Devlin op een wetenschappelijk congres in San Francisco. Kevlin, zelf een wiskundige en decaan van de wetenschapsfaculteit van Saint Mary's College in Californië, schreef onlangs het boek The Math Gene (Het Wiskundegen) over de oorsprong van het menselijke wiskundig denken.

Alle breinen zijn gelijk, zo luidde de kernboodschap van Devlins betoog. Wie voor elementaire rekensommetjes in paniek naar de rekenmachine grijpt, beschikt desondanks over dezelfde wiskundige capaciteiten als een rekenwonder.

De meeste wiskunde is ten hoogste enkele duizenden jaren oud, en wat op de universiteit wordt aangeleerd dateert vaak van minder dan driehonderd jaar geleden, zei Devlin. Niets wijst erop dat de hersenen de laatste duizend jaar plots ingrijpend veranderd zouden zijn. Dat impliceert dat wiskundig denken een amalgaam is van negen mentale basisfuncties. Die basiskennis verwierven onze voorouders honderdduizenden jaren geleden om te overleven in een vijandige omgeving.

Een van die basisfuncties is nummergevoel, het vermogen om in een oogopslag te bepalen hoeveel elementen een kleine groep bevat. Dat was uiterst handig wanneer beslist moet worden een vijandige stam aan te vallen of te kiezen in welke boom het meeste fruit hangt. Toen onze voorouders nog door de bomen slingerden, beschikten ze ongetwijfeld ook al over vergevorderde ruimtelijke inzichten.

Enig inzicht in relaties was onontbeerlijk om in een groep sociaal te functioneren. Gevorderde wiskunde, zoals het vermogen om te tellen, ontstond vermoedelijk pas later. Wetenschappers vermoeden zo'n 75.000 tot 200.000 jaar geleden, samen met het taalvermogen.

Waaraan ligt dan het verschil tussen een wiskundig genie en een gewone sterveling ? Volgens Devlin zijn wiskundigen beter dan gemiddeld in het concreet maken van abstracte theorie. Zo kan de plot van een soap oneindig veel ingewikkelder zijn dan een wiskundig bewijs, maar toch voor vele mensen begrijpelijker omdat het om concrete situaties gaat. De enige manier om dat abstractievermogen te ontwikkelen is oefenen, oefenen en nog eens oefenen, besluit Devlin, een beetje zoals het leren bespelen van een muziekinstrument.

© 1996-2002 Dagblad De Telegraaf en Jeffrey Wijnberg
Alle rechten voorbehouden




UW MENING

Psycholoog Jeffrey Wijnberg kan het niet laten. Bij opmerkelijke berichten uit de krant geeft hij zijn persoonlijke opinie. Die van u is ook belangrijk.


NIEUWS-ARCHIEF

Nieuws is snel oud. Maar het commentaar van psycholoog Wijnberg blijft actueel. Daarom is hier een archief voor aangelegd.