De Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuwsCrazyLife
ma 7 oktober 2002  
---
Nieuwsportaal
---
Uit de krant 
Voorpagina Telegraaf 
Binnenland 
Buitenland 
Telesport 
Financiële Telegraaf 
Archief 
ABONNEER MIJ 
---
En verder 
Over Geld 
Scorebord 
Autotests 
Filmpagina 
Woonpagina 
Reispagina 
---
Ga naar 
AutoTelegraaf 
Reiskrant 
Woonkrant 
Vacatures 
DFT 
Privé 
Weerkamer 
Al onze specials 
Headlines 
Wereldfoto's 
Wereldfotos 
---
Kopen 
Speurders 
Koopjesjager 
---
Met Elkaar 
Het De Telegraaf Transferspel
Dating 
---
Mijn leven 
Vrouw & Relatie 
AstroLink 
Uw horoscoop vandaag 
---
Contact 
Lezerservice 
Advertentietarieven 
Mail ons 
Over deze site 
Bij ons werken 
Alle uitslagen, standen, programma's 
[terug]
 D E   T E L E G R A A F   B I N N E N L A N D 
BINNENLAND ACTUEEL: NIEUWSPORTAAL
 
  Derde Wereld inspiratiebron, grote passie en decor van zijn kinderjaren
'Ik ben een
oude Afrikaan'

   
 

Klik op de foto voor een afbeelding op volle grootte (426x284, 24kb)
De strijd tegen armoede en ellende in Derde Wereld gaf een bijzondere zin aan het bestaan van prins Claus. (Foto: De Telegraaf)
door GUIDO VAN DE KREEKE DEN HAAG - De passie van prins Claus voor Afrika was groot. Hij groeide er op, sprak zelfs Swahili met zijn leeftijdsgenoten en kende er een van de gelukkigste periodes uit zijn leven. Later vertaalde dit zich in een enorme zorg voor de ontwikkelingssamenwerking. Claus ontpopte zich als dé Nederlandse deskundige op dit gebied en genoot in binnen- en buitenland veel respect. De strijd tegen armoede en ellende in Derde Wereld gaf een bijzondere zin aan zijn bestaan. Daar was hij zich ook wel van bewust, want hoewel hij altijd beheerst als gentleman optrad, zei hij ooit over zich zelf: "Ik ben een beetje een oude Afrikaan."

Prins Claus stierf als een door het Nederlandse volk geliefd mens. De eenvoud en bescheidenheid waarmee zijn worsteling met zichzelf en het lot van de minderbedeelden in de wereld zichtbaar werd, troffen velen.

Afrika was zijn inspiratiebron en grote passie. Dit exotische continent vormde het hart en de ziel van zijn carrière: het zoeken naar en aandragen van oplossingen voor de armoede en ellende in de wereld.

Klik op de foto voor een afbeelding op volle grootte (426x284, 16kb)
Ook Beatrix wordt door de prins ingewijd in de geheimen van Afrika. Hier filmend op safari in Kenia eind jaren zestig. (Foto: ANP)
Afrika vormde het opwindende decor van zijn kinderjaren. Hij had er Afrikaanse leeftijdgenootjes als vrienden en sprak al snel hun taal, het Swahili. Die belevenissen schonken hem zijn diepere begrip voor het wel en wee van verre volken in ontwikkeling.

Zoals tienduizenden Nederlanders een bijzondere jeugd in Indië beleefden, zo deed de jonge Claus zijn vroege indrukken op bij zijn vader die leiding gaf op plantages in de voormalige Duitse kolonie Tanganjika. De prins omschreef die jaren zelf als de 'meest opwindende en gelukkigste periode van mijn jeugd,' zo sterk zelfs dat 'ieder bezoek in latere jaren een beetje thuiskomen betekende.'

En hij zou veel thuiskomen. Tanganjika, dat bij zijn onafhankelijkheid in 1964 de naam Tanzania kreeg, werd de plaats waar hij in zijn latere leven zijn vrouw en kinderen met veel liefde naar 'zijn' mooiste plekjes leidde, zoals het overweldigende uitzicht op de hoogste en besneeuwde bergtop van Afrika, de 5895 meter hoge Kilimanjaro. De prins werd er zelfs een persoonlijke vriend van de door hem bewonderde socialistische president Nyerere, wiens visies en uitspraken hij meer dan eens in zijn eigen latere toespraken citeerde.

Als jong Duits diplomaat bouwde Claus, opnieuw in het bijzonder over Afrika, professionele deskundigheid op. Hij kreeg een post in Ivoorkust en droeg verantwoordelijkheden op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Bonn.

Na zijn huwelijk in 1966 met prinses Beatrix werd er voor hem in een reeks van jaren naar zinvolle functies, vooral ook bij de hulp aan de Derde Wereld, gezocht.

Maar juist in zijn aanvangstijd werd in Nederland ontwikkelingshulp een gevoelig strijdpunt. Politiek Den Haag raakte steeds meer gepolariseerd. Die hulp kreeg grote symboolwerking voor zogenoemde progressieve kringen.

De toenmalige premier Piet de Jong en zijn minister Udink dachten met een boven de partijen staande prins Claus tot maatschappelijke consensus te kunnen komen.

Zij benoemden hem daarom in 1970 tot voorzitter van de steeds geruchtmakender Nationale Commissie voor Ontwikkelingsstrategie (de NCO), die zich bezighield met de voorlichting over de problematiek in ontwikkelingslanden.

De NCO moest een doorsnee van de Nederlandse samenleving, van links tot rechts en van actiegroep tot plattelandsvrouw van het nut van ontwikkelingshulp overtuigen.

De prins geloofde zelf ook dat de wereld verbeterd kon en moest worden, wat hem toen het predikaat 'de linkse prins' zou opleveren.De NCO werd steeds vaker de commissie-Claus genoemd. Van de beoogde consensus kwam niet veel terecht. Er werd heftig gediscussieerd, maar besluiten vielen meestal links uit. Claus werd een mikpunt.

Toen sympathisanten van bevrijdingsbewegingen en vervolgens ook het Angola- comité, dat een boycot van Angola-koffie op touw wilde zetten, subsidie toegewezen kregen, was het huis te klein en moest Claus deze functie opgeven. De prins had de pijnlijke les geleerd dat politieke grenzen zijn functioneren bepaalden.

Het zou nog een aantal zware jaren vergen voor hij zijn draai echt vond. In 1978 werd de prins de in de loop der tijd zeer geloofwaardige Bijzonder Adviseur van een lange reeks Nederlandse ministers van Ontwikkelingssamenwerking.

Toen Beatrix in 1980 de troon besteeg, ontstond er een politieke discussie of prins Claus dit adviseurschap wel kon voortzetten. Zou dit niet tot aanvaringen in verband met de ministeriële verantwoordelijkheden leiden?

De toenmalige minister Jan de Koning was kort maar krachtig: "Claus kan niet gemist worden!"

Het knusse Kasteel Drakensteyn werd verwisseld voor het paleis Huis ten Bosch. De Koningin ging op in haar werk. En een deel van de ambtenaren op zijn ministerie zag hem eerst nog als ornament en liet zijn rapporten in een la verdwijnen. Zij erkenden later het hem onnodig moeilijk te hebben gemaakt en wisten toen dat de afwijzende houding bij de prins heel hard was aangekomen.

In september 1982 ging de prins met klachten van depressieve aard naar een kliniek in Bazel. Later zei hij hier zelf over: "Na zoiets ben je nooit meer dezelfde. Ik heb geen olifantshuid om mijn ziel."

Na zijn herstel werd ingezien dat de prins meer omvattende functies moest krijgen. Want één ding was zeker, hij wilde meer zijn dan een lintenknipper. Hij wilde zijn talenten gebruiken. In 1984 werd hij benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank en kreeg hij het voorzitterschap van een overlegorgaan dat het binnenhalen van buitenlandse projecten in de waterbouw moest bevorderen. Zijn adviseurschap voor Ontwikkelingssamenwerking werd met de functie van Inspecteur-

Generaal uitgebreid. Als 'vinger aan de pols' van het ministerie zou hij ook voor de voorbereiding en formulering van nieuw beleid zorg gaan dragen.

Een diplomaat die hem in de volgende jaren van nabij meemaakte, zegt: "Hij nam deel aan de stafvergaderingen waar wekelijks het beleid werd bepaald. Hij kwam altijd. Bij discussies stak hij toch zijn vingertje op. Zijn bijdragen waren altijd op een hoog niveau. Claus ging nooit in op interne controverses of conflicten en hield zich buiten de richtingenstrijd. Dat tilde hij dan naar een hoger abstractie niveau. Hij gaf richting aan het lange termijn denken. Met citaten uit boeken en rapporten liet hij zien hoe die zich ontwikkelde. Met toenemende nadruk wees hij steeds weer op het belang van respect voor de eigen cultuur van landen bij hun ontwikkeling. Hij deed dat altijd heel voorzichtig formulerend, net niet zweverig, wel duidelijk."

Met minister Jan Pronk had de prins een bijzondere band.

De schijnbaar allesomvattende kennis over een maakbare wereld van Pronk heeft in zijn eerste jaren een prikkelende werking op Claus gehad.

Maar toen Pronk na zijn onstuimige jaren onder premier Den Uyl na twaalf jaar in 1989 weer als minister terugkeerde, was de prins inmiddels beduidend sceptischer geworden over de effectiviteit van de westerse hulp.

Toch is de prins nooit met een minister in conflict gekomen. Hij oogstte respect voor zijn 'ongekreukt constitutioneel gedrag'.

Op het departement stelde hij geen eisen, anders dan dat hij serieus wilde worden genomen.

Minister Pronk zei in 1996 in een interview met De Telegraaf: "Hij heeft met acht opeenvolgende ministers intensief contact gehad. Hij was de continue factor, stelde vragen en voorkwam dat wij soms doorschoten. Hij was een soort geweten."

De prins wist inmiddels waar hij voor stond. Hij wilde niet voor conservatief doorgaan. In 1991 zei hij zichzelf als progressief te zien, maar dat stempel 'linkse softie' dat hem ooit was opgedrukt, wees hij ten zeerste af. "Ik ben links conservatief."

Door de liefde en zijn huwelijk was prins Claus in de mooiste paleizen van Nederland beland. Maar soberheid was en bleef zijn wezenskenmerk.

De ontwikkelingswerkers in het veld, die hij op talloze reizen bezocht, droegen hem zonder uitzondering op handen. En hij hen. "Het was een vaak kritische wereld. Je moest voortdurend je geloofsbrieven afleveren. Dat heeft hij allemaal overwonnen. Niet door zijn aardig zijn, maar omdat hij geen streken had. Zoals men in die kringen zei: hij deugde. Hij ontving in hun informele kring grote sympathie", aldus een deskundige.

De werkwijze die Claus ontwikkelde verschilde hemelsbreed met die van zijn flamboyante schoonvader prins Bernhard.

Maar zij deelden de passie voor Afrika.

Prins Bernhard nam in 1997 zijn totale familie mee naar Kenia om er zijn diamanten huwelijksfeest te vieren.

In tegenstelling tot zijn schoonvader vond prins Claus het afnemen van militaire parades en protocollair eerbetoon een beproeving. Hij meed juist de voor hem uitgerolde rode lopers en had op reis menigmaal moeite zijn gastheren ervan te doordringen dat hij als deskundige van het ministerie en niet als 'echtgenoot van de Koningin' aanwezig was.

Het zijn uiteindelijk de grote internationale conferenties die hij hielp voorbereiden waar de prins vaak in de door hem verzorgde openingsrede veel van zichzelf en zijn kijk op de wereld prijsgaf. Al zijn intellectuele worstelingen, twijfels over zichzelf kregen daar met een beschermende zelfspot hun plaats.

Daarbij trok hij ten strijde tegen zogenoemde 'witte olifanten', grote projecten die de landen zelf nog niet draaiende konden houden. "Dat is als het verkopen van een glimmende stofzuiger aan een klant die geen elektriciteit heeft," fulmineerde hij in 1984. Hij pleitte voor het toelaten van de producten van arme landen op onze beschermde markten en tegen het ontwrichtende dumpen van onze producten op hun lokale markten. Steeds vaker wees hij erop dat "wij op den duur niet gelukkig en in welvaart kunnen blijven leven als er elders in de wereld nog zoveel ongeluk en armoede bestaat. De Eerste, de Tweede of de Derde Wereld? Voor mij is er maar een wereld! Eén wereld of geen wereld!"




 

zoek naar gerelateerde artikelen


ma 7 oktober 2002

[terug]
     
© 1996-2002 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.