PRAAG - Terwijl West-Europa politiek meer opschuift naar rechts, gebeurt in Oost-Europa het tegenoverstelde. Tsjechië, een belangrijk toetredingskandidaat, koos n parlementsverkiezingen voor de lijn die eerder Polen en Hongarije zijn gegaan: links als het beste paspoort voor toetreding tot de Europese Unie.
Beide ontwikkelingen lijken op gespannen voet te staan. De opkomst van rechts heeft zijn wortels in onveiligheid, de omvang van immigratie en misdaad. Links vaart wel in Oost-Europa, omdat de nationalisten, die Europa schuwen, hebben afgedaan.
In Tsjechië bleek bij parlementsverkiezingen vrijdag en zaterdag heel helder, dat de Tsjechen graag bij de EU komen, maar niet bereid zijn genoegen te nemen met de pijnlijke economische hervormingen die daarmee gepaard gaan. Ze willen iets overeind houden van het sociale vangnet, een erfenis van de communistische tijd.
Dat is wat de sociaal-democratische winnaar, Vladimir Spidla, de kiezer heeft beloofd. Ten koste overigens van Vaclav Klaus, de leider van de rechtse Burger Democraten, een soort euroscepticus van het genre Margaret Thatcher. Wel meedoen aan Europa, maar op zíjn voorwaarden.
Spidla's Sociaal Democraten wonnen 30 procent van de stemmen, Klaus moet genoegen nemen met maar 24 procent, een zwaar verlies. Maar de ruk naar links werd in Tsjechië ook duidelijk door 18 procent die naar de communistische partij ging, die fel tegen de toetreding is. Spidla zal moeten proberen een regering te vormen met de coalitie van twee centrumpartijen, die als vierde eindigde met 14 procent en door de communisten werd voorbijgestreefd als derde partij van het land.