DEN HAAG - Het verkiezingsprogramma van de PvdA leidt in de nieuwe kabinetsperiode per saldo tot een lastenverzwaring van €0,5 miljard voor het bedrijfsleven. Tegenover een door de PvdA gewenste invoering van de ecotax voor grote bedrijven en een hogere ecotax voor kleinverbruikers staat een verlaging van de vennootschapsbelasting en de ww-premies, plus een verhoging van de zelfstandigenaftrek. Deze compensatie is echter niet toereikend.

Daarnaast levert het PvdA-program tot 2006 per saldo nauwelijks extra werk op in het bedrijfsleven. Daarmee is de PvdA de enige grote partij waar de extra groei van de werkgelegenheid hoofdzakelijk bij de overheid tot stand komt (0,3%-punt per jaar).

Dat blijkt uit de doorrekening door het Centraal Planbureau (CPB) van de verkiezingsprogramma's van de acht partijen die nu in de Tweede Kamer zitten. Het CPB heeft overigens geen ranglijst gemaakt van de partijen die economisch gezien het best scoren. De verschillen tussen de partijen zijn soms minimaal, maar op onderdelen markant. Tegenover de lastenverzwaring bij bedrijven waar de PvdA op aanstuurt, staat een lastenverlichting van €0,65 miljard bij de VVD en €0,9 miljard bij het CDA.

Het CPB heeft de verkiezingsprogramma's vergeleken met het behoedzame economische scenario voor de periode 2003-2006 dat het planbureau eind vorig jaar zelf heeft gemaakt. In dit scenario, gebaseerd op de Miljoenennota 2002, was geen rekening gehouden met nieuw beleid en ging het CPB uit van een gemiddelde jaarlijkse economische groei van 2,5%. In het bedrijfsleven rekende het CPB op een gemiddelde jaarlijkse banengroei van 0,75%, bij de overheid van 1,25%.

Bij de VVD (0,4%-punt) en het CDA (0,2%-punt) constateert het CPB wél een extra stijging van het aantal banen in ondernemingen. Deze partijen hechten per saldo minder belang aan banengroei bij de overheid: bij de VVD daalt het aantal banen met 0,3%-punt en bij het CDA blijft het gelijk. De belangrijkste reden dat de PvdA nauwelijks extra werk schept in het bedrijfsleven is dat de arbeidskosten voor werkgevers toenemen. Volgens het CPB leiden de plannen van de PvdA tot een hogere loonstijging dan bij de andere partijen.

Ook bij het bestrijden van de armoedeval maakt de PvdA volgens het CPB geen beste beurt. Dat blijkt uit de zogeheten 'replacement rate', die door het CBP op 71% was berekend. Dat wil zeggen dat de uitkering die iemand heeft, 71% is van het loon dat deze persoon zou kunnen verdienen als hij een baan accepteert. Hoe hoger de replacement rate is, des te kleiner de kans is dat een uitkeringsgerechtigde aan het werk wil. Bij de PvdA stijgt deze replacement rate met 0,1%-punt, terwijl deze bij alle andere grote partijen, en zelfs bij GroenLinks, daalt.

Volgens het CPB bijt de door de PvdA geïntroduceerde 'inkomensafhankelijke arbeidskorting' van maximaal €353 per jaar voor werkenden zichzelf in de staart. Mensen met een lage uitkering worden hierdoor inderdaad gestimuleerd om te gaan werken. Maar tegelijkertijd is dit extraatje voor werknemers met een wat hoger loon, die niet voor de korting in aanmerking komen, een lokkertje om minder te gaan werken.

Wat betreft de rijksbegroting blijven PvdA, CDA en VVD zich houden aan een overschot van 1% in 2006. Maar het CPB waarschuwt dat het beleid van de partijen zijn sporen achterlaat voor latere jaren. Dan zakt het begrotingsoverschot bij de PvdA naar 0,9%, tegen 2% bij de VVD en 1,4% bij het CDA. Tenslotte is de PvdA ook de enige van de grote drie waar de inflatie wordt aangewakkerd, veroorzaakt door de hogere loonstijging en de milieuheffingen.

zoek naar gerelateerde artikelen

do 28 maart 2002