door Hans Kuitert KABOEL - Ooit, tien jaar geleden, stroomde er nog water door de Kaboel-rivier. Nu is het niet meer dan een stinkend stroompje, gevoed door het rioolwater dat vanaf de hoge oever langs de kade in de drooggevallen bedding plonst.
|
Ghulam (r.) en zijn broer bieden hun koopwaar te koop aan in de stinkende 'Titanic bazaar'. (Foto: De Telegraaf)
|
In dat aroma van stank leven een paar honderd mensen, vooral Hazara, de nog steeds zwaar gediscrimineerde minderheid van Afghanistan. Trouw aan hun armoede drijven zij op de lege bodem van de rivier hun nering in tweedehands goederen, vooral kleren.
Zelf noemen zij het de Titanic Bazaar, want ooit komt het water terug als de langdurige droogte voorbij is. Dan gaan ze ten onder als het fameuze schip, dat op een ijsberg liep.
Vanaf de oever voert een geïmproviseerde trap van zandzakken de Titanic Bazaar in, vlakbij de normale bazaar in het centrum van Kaboel. De armen van Kaboel, tegenwoordig ook veel vrouwen, scharrelen tussen de standjes door, niet veel meer dan touwbedden waarop tweedehands kleding ligt. Er wordt veel in de textielbrij gegraaid, maar weinig gekocht.
De oude Mustafa zit temidden van slordig gedrapeerde, verschoten hemden op het touwbed. "Vroeger verkocht-en wij onze spullen op straat, niet in de stenen bazaar. Iedereen begreep dat de armen ook ergens naar toe moesten. Maar toen de Taliban kwamen, werden we verdreven en zijn we maar in de rivier gaan zitten."
Als het regent, wat niet vaak voorkomt, verandert de bazaar in een smeerboel, waar verkopers en klanten doorheen soppen. Nu is dat deel waar zij hun zaken verkopen in ieder geval droog, en, zoals alles in Afghanistan, stoffig. Mustafa herinnert zich dat de Taliban zes jaar geleden met bulldozers zijn nerinkje tegen de vlakte sloegen. "Ze wilden de stad schoon hebben. De straatventers werden verjaagd. Met de nieuwe regering weet ik het niet zo best. Die zijn nog niet naar ons gekomen om te zeggen, dat we weer op straat mogen. Ik ben bang, dat ze ons in de rivier laten zitten."