DEN HAAG - Eenderde van de topambtenaren die in dienst zijn van het rijk verdient meer dan een minister. Het gaat hier om de groep van secretarissen-generaal en de directeuren-generaal, in totaal 67 mannen en vrouwen. Van hen krijgen er 22 een toeslag op het salaris waardoor die in totaal maximaal Hlf. 300.000 verdienen. Een minister zelf ontvangt Hlf. 240.000 als salaris. Een staatssecretaris krijgt iets minder. Volgens de normale schalen zitten de ambtenaren onder wat bewindslieden verdienen.
Maar vanwege hun marktsituatie wordt dat salaris in sommige gevallen als te weinig ervaren en aangevuld om te voorkomen dat ze anders weglopen. Overigens vallen onder deze groep niet de allerhoogste militairen. Voor hen geldt een eigen cao. Ook is er een aantal topdiplomaten dat meer dan ministers verdient. Maar zij worden geacht daarvan een groot deel te besteden voor representatieve taken.
Ook zitten in die groep geen functionarissen die werken voor zelfstandige bestuursorganen. Die vallen ook niet onder de cao voor rijksambtenaren. Die mensen kunnen vaak hun eigen salaris bepalen dat in het algemeen overeenkomt met wat in het bedrijfsleven wordt verdiend.
Gênant
Het wordt in Den Haag algemeen als gênant ervaren dat er in de kring direct rond de ministers die de hoofden van het departement zijn, topambtenaren rondlopen die meer verdienen dan hun politieke bazen.
Maar bewindslieden voelen er weinig voor om hun eigen salarissen op te krikken. Het geeft gemakkelijk voedsel aan het idee dat politici zakkenvullers zijn. Bovendien wordt door een hoger salaris voor ministers de afstand in inkomen met parlementariërs weer groter, terwijl die laatsten de eersten juist moeten controleren.
Er is wel eens geopperd om de omvang van de salarissen van politieke ambtdragers een keer in de zoveel jaar dwingend te laten bepalen door een onafhankelijke commissie van bijvoorbeeld de president van de Algemene Rekenkamer, de president van de Hoge Raad en de vice-president van de Raad van State. Dat komt in het buitenland vaak voor. |