De Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuwsCrazyLife
do 12 juli 2001  
---
De krant 
Voorpagina Telegraaf 
Binnenland 
Buitenland 
Telesport 
Financiële Telegraaf 
Archief 
ABONNEER MIJ 
De prins en Maxima 
Over Geld 
Fiscus 2001 
Scorebord 
Auto op vrijdag 
Jaaroverzicht 
---
Telegraaf-i
---
Ga naar 
AutoTelegraaf 
Reiskrant 
Woonkrant 
VacatureTelegraaf 
DFT 
CrazyLife 
Tour de France 2001 
Weerkamer 
Al onze specials 
Headlines 
---
Kopen 
 Speurders 
Veilinghal 
ElCheapo 
Siteshopper 
---
Met Elkaar 
Chatweb 
Vertel 
Cybercard 
Netmail 
---
Mijn leven 
AstroLink 
De Psycholoog 
---
Contact 
Adverteren 
Mail ons 
Over deze site 
Bij ons werken 
[terug]
 D E   T E L E G R A A F   B I N N E N L A N D 
 
  De rock and roll-dood
van Herman Brood

   
 

AMSTERDAM - Je hoort het hem zeggen op dit moment, een paar uur nadat hij van het dak van het Hiltonhotel is gesprongen. "Vind je mijn laatste trip niet gigantisch? Dit was een echte rock-'n-roll-dood. Zo wilde ik sterven. Niet wegkwijnen als een levende dode, als een zombie in een ziekenhuisbed, nee ik wilde dood met een enorme knal. Een spetterende finale!"

Klik op de foto voor een afbeelding op volle grootte (512x341, 24kb)
Herman Brood poseert hier voor Madame Tussaud. (Foto: ANP)
"Dit is wat anders dan sterven in de goot, wat iedereen me al dertig jaar voorspeld heeft. Dit is de trip van mijn leven geweest: onverwacht, riskant en spannend, razend, snel en vol drama. Voorpaginanieuws natuurlijk!"

"Mijn dood is een portret van mijn ziel. Zoals ik leefde, wilde ik sterven. En kijk eens wie ik hier met een whisky op me stond te wachten, ELVIS PRESLEY, mijn soulmate. Maar die arme sloeber stierf na een overdosis op het toilet. Mijn dood had meer stijl, vind je niet? Het dak van een vijfsterrenhotel als startplaats naar dit andere leven, dat past bij mij."

Zijn band met Elvis had iets bizars. Herman had te doen met Elvis, die wegteerde op Graceland. Hij maakte eens een schilderij voor mij van Elvis Presley in een rolstoel, vastgebonden met prikkeldraad, een koele manager achter hem. Een slachtoffer in zijn laatste jaren; een levende dode. "Dat wil ik nooit", zei HERMAN me toen. "Ik wil geen kasplantje worden, ik wil geen zombie zijn, en zo voel ik me als ik niet drink, geen speed gebruik."

Herman Brood heeft, denk ik, de laatste maanden al intens nagedacht over zijn komende afscheid. Hij zal zich al die momenten herinnerd hebben dat hij de dood al in de ogen keek. Hij had een haat-liefdeverhouding met de dood, die hij vaak opzocht, die bijna familie van hem geworden was en hem niet los leek te laten. Al dertig jaar lang speelde de dood een belangrijke rol in zijn leven. Daar was die keer dat hij me op deze krant wanhopig opbelde: "Henk, ik ga dood. Kun je bij me komen. Ik hou het niet meer vol. Ik ben ergens op de Zeedijk. Het gaat fout." Gelukkig redde hij het toen. Hij was een survivor. De dood danste misschien graag mee op de muziek van zijn Wild Romance en wilde blijven dansen, wilde niet dat die muziek al zou verstommen. Zijn manager Koos van Dijk vond hem een keer op een toilet na een overdosis. Hij kon Hermans leven redden door mond-op-mondbeademing.

Brood daagde die dood uit. Daar mag de spreuk zijn 'OLD ROCKERS NEVER DIE', die in de popwereld in zwang was, maar nu wel heel erg is achterhaald. Veel rockers stierven jong, maar leefden eigenlijk toch heel lang, want elke dag bestond voor hen uit vierentwintig uur!

HERMAN is dus eigenlijk meer dan honderd jaar geworden. Maar nu was het, vond hij, tijd het doek te laten zakken. Al maanden was hij bezig die keuze te maken tussen leven en dood. Hij werd vorig jaar opgenomen in een Londense afkick-kliniek. Hij wist zelf toen ook dat dit zijn laatste kans was. Zijn manager Koos van Dijk zei me toen: "Het klinkt dramatisch, maar het is voor Herman een zaak van leven en dood geworden." De artsen in de Londense kliniek zeiden vorig jaar tegen Brood: "Als je weer gaat drinken kan je binnen een paar weken dood zijn."

Herman heeft van die paar weken precies elf maanden weten te maken. Het waren maanden waarin hij telkens voor de vraag stond: wil ik blijven leven of kies ik voor de dood. Ga ik door met speed of drank of bereid ik me voor op de grote finale. "Hij wist dat het erop of eronder was", zei Koos van Dijk. "Maar na zijn ontslag uit die kliniek begon hij weer te drinken", zei zijn vrouw Xandra, eigenlijk zijn ex, maar wel een ex die meer liefde, meer van zichzelf is blijven geven dan menig getrouwde vrouw. "Hij drinkt weer, maar hij heeft het nodig", wist ze. Zij maakte hem dag en nacht mee. Want ze had hem als SOULMATE weer opgenomen in haar huis. Ze was vertwijfeld over de 'juiste keuze' die Herman moest maken. Afkicken of dansend de dood tegemoet gaan. "Als hij niet drinkt, leeft hij niet", zei ze met een vooruitziende blik. "Toen hij stopte met alcohol, leek alle energie uit hem te verdwijnen, lichamelijk maar ook geestelijk. Dit was mijn HERMAN niet meer. Hij raakte in een depressie. Hij lag de hele dag in bed voor zich uit te staren en had nergens meer zin in. Niet in optredens, niet in schilderen. Ik zag hem met de dag meer wegkwijnen. Ik werd er zo triest van. Het was zo tragisch, zo'n intelligente man zo te aanschouwen."

Ze ging in die maanden dat Herman bij haar thuis was en probeerde af te kicken, door een hel. Herman beschreef die periode zelf aan mij in het laatste gesprek dat ik met hem had als: "Een chronisch overgeven met uitwerpselen tot op het plafond. Ik stonk en lag in bed als een zieke baby die telkens verschoond moest worden. Ik schreeuwde vaak om hulp. Ik kon niets meer eten, dacht dat ik dood zou gaan, transpireerde dag en nacht en kon niet meer slapen. Het was een gevecht waar geen einde aan kwam, een gevecht van wanhoop, eenzaamheid, paniek en hysterie. En ik had pijnen, vreselijke krampen."

Keer op keer moest Xandra een crisisteam bij haar thuis laten komen. "Hij kreeg koorts, viel kilo's af, kreeg woedeaanvallen, wist niet meer wie of waar hij was." Soms werd het haar ook te veel. Kort nadat Herman uit de Londense kliniek ontslagen was, ging hij eens met haar en de kinderen LOLA (16) en HOLLY (6) eten in een restaurant in Amsterdam. "Maar in het restaurant", aldus Xandra, "viel hij ineens op de grond. Hij kreeg een epileptische aanval. Hij raakte bewusteloos. Per ambulance werd hij naar het ziekenhuis gebracht. Samen met de kinderen sta je daar dan en vraag je je af of hij wel bij zal komen en het zal overleven." Herman Brood zei me daarover: "Dat is de belangrijkste reden waarom ik me zorgen maak over de toekomst. Als je na zo'n aanval bewusteloos raakt en als je eindelijk je ogen opent en dan de gezichten van je vrouw en dochters daarboven je ziet, begrijp je dat je hen dit niet mag aandoen. Dan denk je, ik wil anders gaan leven. Maar het is moeilijk. Ik heb het nu ook heel zwaar", zei hij me in dat laatste gesprek. "Ik ben er ook nog niet uit."

Herman zegt: "Ik sta met mijn rug tegen een muur. Als ik geen drugs of speed meer gebruik, ben ik eigenlijk al dood, ben ik een zombie. Als ik het wel doe, leef ik letterlijk op. Maar zonder drank en speed ben ik eigenlijk al niet meer op deze wereld. Mijn lichaam en mijn geest zijns er op ingesteld. Na die dagen in die privé-kliniek in Londen was ik gewoon een dweil. Ik kon overdag alleen maar uren in bed liggen. Soms ging ik naar het strand, stond ik heel stil naar de zee te staren, maar van binnen en in mijn hoofd voelde ik niets meer. De artsen bleven er maar op hameren dat als ik dronk, ik mijn leven op het spel zette. MAAR WELK LEVEN, vraag je je dan af. IK VOELDE AL MAANDEN GEEN LEVEN."

"Het kon toch ook niet anders", zei hij. "In al die jaren heb ik wel twintigduizend liter gedistilleerd gedronken en bij elkaar ruim vijfentwintig kilo speed gebruikt. Daar kunnen je lichaam en geest op een zeker moment niet meer buiten. Als je dat plotseling allemaal opgeeft zoals ik heb geprobeerd, wordt je een zombie. Ik bevind me nu nog in die fase. En daarom ben ik toch weer gaan drinken. Dat pept me op. IK WEET DAT DIT LEVENSGEVAARLIJK VOOR ME IS, MAAR IK HEB DIE SPANNING NODIG. En nu sta ik dus voor de moeilijkste keuze van mijn leven. Niet drinken, of af en toe een drankje en een pilletje nemen en weer plezier hebben in mijn leven. Ik weet nu echt even geen uitweg meer. Ik ben vaak wanhopig. Dan voel ik me verschrikkelijk. Maar ik zie geen oplossing."

Zijn stem klonk zacht. En nooit kwam hij zo kwetsbaar over op me. Zelfs in zijn meest dramatische perioden, waarin ik hem ook heb leren kennen naast die momenten van succes, zag hij altijd hoop, schetste hij toch het beeld van iemand die het allemaal toch wel zou overwinnen. Hij tartte dan alle slechte voorspellingen en de dood zelf. "Ik laat me niet kisten", riep hij dan. Maar tijdens ons laatste gesprek was er al, denk ik, twijfel of hij moest blijven leven of afscheid moest nemen. Het idee dat hij zijn kinderen in de steek zou moeten laten en zijn vrouw, deed hem daarbij het meest pijn, voelde ik. "Zelf", zei hij me en zijn stem klonk toen al opmerkelijk zwak, "hoop ik voor de kinderen dat ik het zal redden, maar ik weet niet of het me lukt. Hij sprak toen die woorden die hij ook in zijn afscheidsbrief schreef. "Ik heb er ook allemaal geen zin meer in." Ook niet in optredens, ook niet in schilderen, wat toch zijn passie was, waarin hij zijn woede, zijn verdriet, zijn angsten kwijt kon.

"Ik voel me zo leeg", zei hij, "zo leeg." Daarom moest hij, zei hij, "af en toe toch de straat op. De straat die in die dertig jaar dat ik hem ken zijn echte huis was geworden. Een huis met 24 uur lang verleidingen, gevaar, spanningen. "De straat, daar is het allemaal begonnen", zei hij me. "Het was een constant gevecht om te overleven. Ik woonde in kraakpanden, zwierf van pand naar pand. De straat heeft me gemaakt tot wat ik nu ben, een man die aan de ene kant een idool is, maar aan de andere kant nog steeds die man van toen. De verslaving aan drugs stamt al uit die jaren. Maar 's morgens als ik, hoe ziek ook, de straat opging, voelde ik me weer als een lotusbloem die plotseling opbloeit in de goot. Ik denk nooit: hoe lang zal ik dit volhouden. Maar ik zal wel nooit verstandig worden. Ik zong eens 'I'll never be clever' en zo is het. Ik blijf een man die altijd opgejaagd wordt, en die spanning nodig heeft, die onzekerheid, die kwetsbaarheid."

Toen al, en dit is nu 25 jaar geleden, vreesden velen dat de straat ook zijn dood zou worden. Herman zei toen onder het genot van vele glazen tequila in een Haagse bar tegen me: "Als je muziek maakt zoals ik doe, heb je drank en dope nodig. Het geeft je op het toneel die kracht die je weer over moet brengen op het publiek. Als je rock-'n-roll maakt moet je je helemaal geven. Je zou kunnen zeggen, ik geef mijn leven voor rock-'n-roll. Ik weet ook dat ik morgen dood kan zijn." Ergens waren al die rock-'n-rolljaren voor hem een lange en grote ouverture naar dit afscheid. En eigenlijk was, toen de muziek zweeg, hij de kracht niet meer had zijn publiek en zichzelf op te zwepen, zijn leven al voorbij. Zijn vrouw Xandra zei me over die laatste periode van zijn leven waarin Herman zo gevochten had om af te kicken, vooral uit liefde voor haar en de kinderen: "Ik kan hem niet tegenhouden, het is zijn leven. Ik heb alles geprobeerd. Maar hij drinkt nu weer en ik denk om eerlijk te zijn dat hij geen nee kan zeggen als men hem een pilletje aanbiedt. Hij blijft altijd een junk. Dat vreet aan me. Dat zie ik aan hem. Dat doet me zo'n pijn."

Herman Brood vatte het in dit interview, dat zijn afscheidsinterview zou worden, kort en bondig samen: "Die artsen in Londen zeiden me 'HERMAN, JE MOET NU ZELF KIEZEN TUSSEN LEVEN EN DOOD'. En dat is het precies. En die keuze heb ik nog niet kunnen maken."

Gezien zijn toestand was er ook geen andere mogelijkheid. Ergens voorvoelde hij ook dat hij zijn laatste dagen tegemoet ging. "Alle teksten op mijn nieuwe cd 'Ciao Monkey' gaan erover", zei hij me. "Want drugs zijn net als dat aapje op je rug dat je niet kwijt wilt, maar dat je, en dat geldt ook voor dat aapje, op een zeker moment niets meer te bieden hebt. Maar goed, ik geeft het toe, ik heb er een puinhoop van gemaakt."

Zijn vrouw Xandra zag zijn dood aankomen. Op het laatst wist zij ook dat geen crisisteam, geen kliniek, hem meer zou kunnen helpen. "Ik dacht, moet ik hem nu weer laten opnemen op een gesloten afdeling van een kliniek. Laten opsluiten dus, maar dat kon ik deze man niet aandoen. Als je heb ervaren hoe verdrietig en triest hij was na dat verblijf in die kliniek in Londen, weet je ook dat hij nooit meer buiten de kick kan van drank en dat avontuurlijke leven."

De spanning van dit alles was zijn grootste verslaving geworden en leven zonder spanning, zonder de gevaren van de straat, de zelfkant die hij vaak opzocht, was geen optie. "Ik mag dan nu de bekende Herman Brood zijn", zei hij me, "in wezen ben ik nog altijd de jongen van de straat die jarenlang aan de zelfkant leefde. Ik leef zoals ik al jaren geleefd heb. Nog altijd kan ik niet buiten de straat."

De kraakpanden van vroeger werden later dure hotels waar hij graag woonde en de hotelbars tot diep in de ochtend open bleven. Het is dan ook niet toevallig dat hij voor zijn laatste sprong het dak heeft gekozen van het Amsterdamse Hiltonhotel. Het hotel waar BEATLE JOHN LENNON eens zijn bed-in hield met Yoko Ono, het hotel waar Herman ook in zijn gloriejaren schitterde. Hotels horen bij zijn onrustige leven vol afwisseling, vol avonturen, jaren van elke nacht een ander bed, een andere vrouw.

Maar het Hiltonhotel was de laatste tijd ook een pleisterplaats geworden voor hem en zijn familie. Hij at er regelmatig. Directeur Robert Payer, die Herman vond, zei: "Maar hij kwam ook wel alleen en dan stortte hij als hij zich down voelde zijn hart bij me uit. Ik heb hem niet leren kennen als een wilde rock 'n roller, maar als een rustige intelligente bijzondere man. Hij kende dit hotel goed. Daarom kon hij ook op het dak komen. Hij logeerde hier regelmatig."

De sprong van het dak werd Hermans laatste STAGE DIVE, al geeft deze duik hem eindelijk de rust, dit in tegenstelling tot een stage dive, die hij bij een van zijn laatste optredens maakte in Marcanti en waarbij hij zich lelijk blesseerde aan zijn schouders.

"Ik dacht aan het eind van mijn optreden een 'stage dive' te maken, een duik naar het publiek. Zoiets kan de apotheose worden van je show. Ik voelde me die avond ook zo gelukzalig. Ik dacht, ik duik over die dranghekken heen naar die mensen, die me dan omhoog tillen. Maar niemand ving me op. Ze lieten me gewoon doodvallen. Ik zei tegen mezelf: is dit een teken dat ik nu voor altijd op moet houden?"

Nu was er die duik van het Hiltonhotel. Ik denk dat Herman zich misschien net even in een roes van gelukzaligheid bevond toen hij het deed, als bij die laatste stage dive. Ook nu ving echter niemand hem op. Maar zijn fans, zijn vele bewonderaars en miljoenen Nederlanders zullen toch geschokt zijn. Zijn dood zal hen geraakt hebben en misschien wilde Herman dat hiermee bereiken. Niemand laat hem in gedachten nu doodvallen.

Hij wilde niet ongemerkt heengaan, langzaam doodgaan in een ziekenhuisbed. Nee, zijn dood moest vuurwerk worden en dat werd het. Het mag dan zelfmoord heten, wat hij gedaan heeft, voor Herman is deze dood eigenlijk een 'happy end' geworden. Want echt leven deed hij al lang niet meer. Herman zou het zelf een swingende dood gevonden hebben.

Hij wilde boven alles niet dat prikkeldraad om zich heen waarin Elvis Presley gevangen gehouden werd op zijn schilderij. HIJ WILDE VRIJ ZIJN VAN ALLES, ZIJN EIGEN WEG GAAN. Niemand zou hem gevangen kunnen houden in een wereld waarin hij nooit meer zichzelf zou kunnen zijn. Een wereld, waarin hij gedwongen zou zijn zijn levensstijl op te geven.

Zelfmoord is geen woord voor Herman. Zelfbevrijding kan men zijn sprong beter noemen. Ik sloot ons laatste gesprek af met de woorden dat men beter zijn hart uit zijn lijf kon snijden dan te trachten hem 'normaal' te laten leven. Dat zou hem echt doodongelukkig hebben gemaakt.

Hij zal voor het grote dilemma hebben gestaan of hij dit zijn vrouw en twee dochters en zoon wel kon aandoen. Maar hij zal tegen zichzelf gezegd hebben: "Ik kan het hun niet langer aandoen zo te leven als nu. Ik ben niet meer de Herman waar zij van hielden. Ik kan die Herman niet meer zijn."

Ik zal aan hem blijven denken. Aan die ontmoetingen in vliegtuigen, waar hij dan als een heel andere stille intelligente Herman Brood helemaal verzonken was in een boek van Heinrich Heine. Daar kon hij tijdens de reis later over vertellen, rustig, analyserend. Ook dat was Herman Brood.

Ik herinner me de vele telefoontjes en gesprekken over zijn 'nieuwe plannen', zijn nieuwe cd's, zijn talrijke comebacks waarbij hij een opmerkelijk bijna Amerikaans gevoel voor marketing toonde en meteen zaken razendsnel en goed wist te combineren.

Hij is niet alleen van een van Nederlands echter rock 'n rollers geworden, hij aas ook een echte showbusiness-persoonlijkheid. Rock 'n roll was voor hem meer dan werk of succes. Het was zijn leven, hij ademde het met de geur van Tequila en hij leed rock 'n roll.

Showbusiness was ook zijn laatste trip met als decor een luxe vifjsterrenhotel. Maar met die sprong keerde hij wel terug naar de straat. De straat waar het allemaal begonnen is en eindigde.




 

zoek naar gerelateerde artikelen


do 12 juli 2001

[terug]
     
© 1996-2001 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.