LONDEN - Niets blijft Tim Henman op Wimbledon 2001 bespaard. Tegen routinier Todd Martin, de man die werkelijk bijna geen plek op zijn lichaam heeft die niet met bandages is omzwachteld, moest hij in twee sessies aan de bak. De partij, die de Brit eergisteren uit handen leek te glippen (6-7, 7-6, 4-6), moest wegens invallende duisternis worden verdaagd.
Henman liet er geen gras over groeien, was iemand anders en walste over de Amerikaanse reus heen: 6-3, 6-2. Bovendien waren zijn rugproblemen plotseling verdwenen. Hij staat nu tegenover de Zwitserse tiener Roger Federer, die geschiedenis schreef door zevenvoudig winnaar Pete Sampras voor het eerst sinds 1996 op Wimbledon te verslaan, maar die nog nooit van Henman wist te winnen.
"De fans zijn een factor geweest. Ik moest die vierde set winnen. Martin is een goede vriend van me, maar ik heb om de steun van het publiek gevraagd. Dat hielp mij op weg naar de kwartfinales", aldus de op en top Brit, wiens kansen op een Wimbledontitel met de minuut stijgen, zoals de beurskoersen dat een jaar of twee geleden met grote regelmaat deden. Het scenario is in elk geval al helemaal in elkaar gestoken. Voor het eerst sinds Fred Perry in de jaren dertig zal en moet een Brit Wimbledon winnen. Het toernooi werd ruim een week geleden volgepropt met tennissers van eigen bodem, die het hele seizoen lopen te ploeteren in future- en challengertoernooien maar van wie nooit meer iets wordt gehoord. Ja, alleen tijdens Wimbledon.
Henman is de uitzondering die de regel bevestigt. Over hem wordt in het circuit met respect gesproken. Hij kan op alle baansoorten uit de voeten en maakt al enige tijd deel uit van de top-tien van de wereld. Alleen ontbreekt een aansprekende titel. Waar anders dan op zijn thuisgrond moet hij zijn erelijst completeren? Henman mag dan overuren maken in zijn achtertuin, hij staat er nog steeds met plezier. En nu zijn grote rivaal Sampras alweer in de Verenigde Staten bivakkeert, is de lol alleen maar groter geworden.