De Europese Top te Helsinki, eerder deze maand, gaf een ferme duw
aan de uitbreiding van de Europese Unie (EU) en dus ook aan de Economische
en Monetaire Unie (EMU). Met twaalf landen worden directe onderhandelingen
gevoerd en Turkije kreeg, na lang aandringen, de status van kandidaat-lid.
Helsinki roept ten minste vier vragen op: welke voorwaarden gelden voor
de toetreding tot de EU en EMU, wanneer zullen landen klaar zijn en wat
gebeurt er met de euro? En tenslotte is het de vraag wanneer de EU zelf
klaar is de nieuwe lidstaten toe te laten treden. Daartoe moeten de lidstaten
uiterlijk december 2000 overeenstemming bereiken over de noodzakelijke
verdragswijzigingen.
De Europese Top van Kopenhagen (1993) formuleerde drie criteria voor
de start van de toetredingsonderhandelingen. De politieke voorwaarde regelt
dat landen stabiele instellingen vestigen die democratie, rechtsstaat,
mensenrechten en minderheden waarborgen en beschermen. Het economisch
criterium stelt dat de economie levensvatbaar en opgewassen is tegen internationale
concurrentie. Het acquis communautair criterium eist dat kandidaten alle
vastgestelde verplichtingen van het EU-lidmaatschap nakomen en de politieke,
economische en monetaire doelstellingen onderschrijven.
Opvallend is dat Helsinki afrekent met de indeling in twee groepen van
kandidaat-landen. Tot dan behoorden Cyprus, Estland, Hongarije, Polen,
Slovenië en Tsjechië tot de eerste groep omdat deze aan alle
drie voorwaarden zouden voldoen. De tweede groep (zeer kleine landen)
bestond uit Bulgarije, Letland, Litouwen, Roemenië en Slowakije.
Deze voldeden nog niet aan de voorwaarden. Zo is de hervorming van een
centraal geleide naar een vrije markteconomie nog onvoldoende en is de
rechtsstaat soms problematisch. Helsinki heeft de status van deze landen
met één pennenstreek veranderd en tevens Malta aan de lijst
toegevoegd. Nu worden dus met twaalf landen directe onderhandelingen gestart;
met kandidaat Turkije (nog) niet. Desondanks heeft met Turkije de uitbreiding
van de EU een nieuwe dimensie gekregen: de oude grenzen van Europa worden
opgerekt.
Wie wanneer lid wordt, hangt af van wanneer men finisht.
Eerst enkele gegevens. Als alle dertien kandidaten zijn toegetreden omvat
de EU achtentwintig landen en is het aantal consumenten met 45% tot 550
miljoen toegenomen. Het bruto binnenlands product (BBP) neemt daarentegen
slechts met 7% toe tot ongeveer 8100 mrd euro. Het inkomen per hoofd is
dus relatief bescheiden.
De nieuwe groep kenmerkt zich voorts door een omvangrijke EU-handel (gemiddeld
57% van het totaal) en door een ongelijkmatige verdeling klein-groot.
Turkije en Polen zijn op afstand de grootste economieën met ruim
de helft van het aantal inwoners en 60% van het BBP. Vergeleken met Nederland
is Turkije qua inwoners vier keer groter (64 miljoen), maar qua BBP de
helft kleiner.
De beste kans voor toetreding maken de voorheen tot de eerste groep behorende
landen en het piepkleine Malta. Men voldoet aan de drie voorwaarden, maar
in de relatief grootste landen Polen, Tsjechië en Hongarije is de
inflatie van tien procent een belangrijke concurrentie-handicap. Daarom
acht ik een toetreding pas na 2002 opportuun, omdat dan ook pas de noodzakelijke
institutionele aanpassingen zijn doorgevoerd.
Met de EMU gebeurt er vooralsnog niets. Voor deelname moet men eerst
aan de bekende convergentiecriteria zoals een lage inflatie en een laag
begrotingstekort voldoen. Hopelijk leidt politiek ongeduld niet tot verwatering
van voorwaarden. Men heeft in ieder geval uitgesloten dat nieuwe EU-leden
niet aan de EMU deelnemen, zoals Verenigd Koninkrijk en Denemarken hebben
bedongen.
Na toetreding tot de EU zal het waarschijnlijk nog tenminste twee jaar
duren voordat betreffende nieuwe landen ook de euro invoeren. Hopelijk
zal voor die tijd de EMU-deelname van de weigeraars een feit zijn. De
geloofwaardigheid van de euro wordt daarmee gediend. Het economische gewicht
van deze landen vormt immers een belangrijke compensatie voor de opkomende
economieën van de nieuwe leden. De nieuwe leden moeten op hun beurt
de stabiliteitscultuur koesteren. Maar het is vooral het dossier politieke
unie waarmee men ernst moet maken. Van unanieme naar meerderheidsbesluitvorming
vereist politieke moed, maar is ook een krachtig signaal. Niet-Europese
beleggers en investeerders moeten worden overtuigd, anders blijft de euro
kortademig.