De nieuwe IHC-baas noemt het streven van minister Jorritsma (Economische
Zaken) om de staatssteun af te schaffen "levensgevaarlijk". Volgens hem
zal de Nederlandse scheepsbouwcluster in dat geval aan de moordende concurrentie
uit Zuid-Korea ten onder gaan. "Dat we aan de grens zitten wordt bewezen
door het aantal werven dat het loodje heeft gelegd."
De Zuid-Koreaanse werven produceren sinds de Azië-crisis veel goedkoper
dan de Europese concurrentie. Volgens een onderzoek van de Europese Unie
wordt door de Aziaten zelfs 15 tot 40% onder de kostprijs geleverd. De
Europese concurrentie weet door overheidssubsidies, de zgn. generieke
steun, het hoofd tot nu toe boven water te houden. Maar deze steun wordt
in 2001 door Brussel verboden.
Vooral Zuid-Europese landen, die net als de Koreanen in de bulkmarkt
opereren, zullen dan in grote problemen komen. Eerder deze maand hebben
zij er tijdens een vergadering van de Europese ministers van Industrie
op aangedrongen de staatssteun te verlengen. Dit voorstel werd echter
door Jorritsma en de meeste collega-ministers uit andere noordelijke EU-staten
getorpedeerd.
De verwachting is nu dat Zuid-Europese werven in een poging toch te overleven
de nichemarkten zullen opvluchten. De Ruyter: "Wij als IHC Caland zouden
op zich wel zonder die steun kunnen overleven, maar de Europese concurrentie
komt dan onze markt op en zal alles kapotmaken."
Met dat 'alles' doelt de president-directeur op de scheepsbouwcluster
het geheel van werven en toeleveranciers waar IHC Caland deel van uit
maakt. "Die cluster zal dan uit elkaar vallen. En als de cluster er niet
meer is, kunnen wij niet bouwen wat we nu bouwen. Dan zouden wij van de
werven af moeten."
IHC Caland beschikt over een hele reeks werven in Nederland, waaronder
de groepsmaatschappijen IHC Holland, Merwede Shipyard, Van der Giessen-de
Noorden en sinds kort YVC Ijsselwerf. De orderportefeuilles van de werven
zijn goed gevuld, mede door een "enorme opleving" van de baggerbouw. Maar
als het tij keert, is het met de werven snel gedaan, weet De Ruyter. "Onze
internationale aandeelhouders vinden het prima dat wij nog wat scheepsbouw
erbij doen, maar niet als dat ten koste gaat van de aandeelhouderswaarde",
zegt hij.
IHC Caland haalt bijna 70 procent van de concernwinst uit offshore gerelateerde
markten. Het Schiedamse concern boekt vooral succes met de levering en
lease van drijvende productie- en opslagsystemen (FPSO) voor de offshore
olie- en gasindustrie.
Door de lage olieprijs, eerder dit jaar, en vooral door het fusiegeweld
tussen olieconcerns opereert IHC Caland momenteel in een tegenvallende
markt, maar De Ruyter verwacht dat de budgetten van de olieindustrie in
2000 weer net zo hoog zullen liggen als verleden jaar.
Omdat de bouw van een FPSO anderhalf jaar in beslag neemt IHC Caland
neemt de winst uit een FPSO niet bij de orderboeking, maar bij oplevering
of tijdens de leaseperiode daarna zal 2000 "geen recordjaar worden", aldus
de IHC-topman. Vooral de teruggelopen verkoop van deze drijvende diepzeeinstallaties
is volgend jaar een "duidelijk negatief element."
Met de perikelen rond de scheepsbouw in het achterhoofd blijft De Ruyter
"filosoferen" over een mogelijke fusie van IHC Caland met een branchegenoot.
"IHC Caland heeft een aantal jaren op de beurs goed geperformed,
maar nu krijgen we te maken met 'euroland'. Beleggers kunnen uit meer
fondsen kiezen, waardoor ons fonds meer concurrentie krijgt. Er is dus
druk om een bepaalde grootte te krijgen."