De Financiële Consument
onder redactie van Peter van der Tuin. Bijdrage: Theo Mebius en Beijer
Advies
Op 27 april 1999 heeft de Eerste Kamer de nieuwe wet
"Fiscale behandeling van pensioenen" aangenomen en bepaald
dat deze wet op 1 juni 1999 in werking zal treden. Daarmee is wettelijk
de weg vrijgemaakt om pensioenvoorzieningen aan te passen aan
ontwikkelingen in de samenleving. Kernwoorden daarbij zijn:
individualisering en flexibilisering.
De deelnemer aan een pensioenregeling is de
'cliënt', die straks in principe zelf uiterst flexibel en naar
eigen wens kan bepalen hoe hij of zij de pensioenregeling wil
inrichten, wanneer de pensioendatum ingaat en hoe hij of zij van het
pensioen wil genieten. Wie straks teveel
pensioen opbouwt kan een extra uitkering krijgen. Maar dan moet wel
meteen met de fiscus worden afgerekend.
Revolutie in pensioenland (5)
Een normale pensioenvoorziening werkt als volgt: er
wordt jaarlijks premie betaald, die premie wordt geheel of ten dele
door de werknemer en de werkgever voldaan en daarmee wordt een pot
gevormd. Uit die pot wordt een inkomen gegenereerd na afsluiting van de
dienstbetrekking (het pensioen) of na overlijden van de kostwinner (het
nabestaanden-pensioen).
De cliënt van het pensioenfonds of deelnemer aan de
pensioenregeling kan nu meer inspraak verlangen. Jaarlijks is er een
premie beschikbaar en de deelnemer aan de pensioenregeling kan tot op
zekere hoogte zelf uitmaken wat er met die premie gebeurt. Onder
normale omstandigheden worden de premies conservatief belegd. Dat wil
zeggen in leningen, hypotheken en staatsobligaties. In al die gevallen
wordt ermee gerekend, dat die premies een rendement opleveren van 4%
per jaar. Dat noemt men de rekenrente. In werkelijkheid worden die
premies echter op vele manieren belegd, dus ook in aandelen en
onroerend goed.
De rendementen die daarop behaald worden zijn de
afgelopen jaren veel hoger geweest dan 4%. PGGM bijvoorbeeld heeft in
het laatste jaarverslag aangegeven, dat op dit moment meer dan 50% van
de pensioenpot in aandelen is belegd. Daardoor werd in de afgelopen
jaren een rendement behaald dat wel viermaal zo hoog was als de
rekenrente van 4%. Er is dus goed verdiend ten behoeve van de
deelnemers aan dit op één na grootste pensioenfonds van
Nederland. Het bestuur van het fonds bepaalt wat er met die extra
winsten wordt gedaan en deelnemers aan het fonds hebben daar in de
praktijk weinig over te zeggen.
Maar er zijn ook veel mensen die een sterk
geïndividualiseerde pensioenregeling hebben. Zij kunnen op basis
van beschikbare premie wél zelf mee bepalen hoe er wordt belegd.
Stel dat er een kapitaal nodig is van 400.000 om uw pensioen te
regelen. Wanneer u ervoor had gekozen om de premie voor een belangrijk
deel in aandelen te beleggen, dan is er alle kans dat uw vier ton al
veel eerder dan op de pensioendatum bij elkaar is.
Gaat u door met sparen en beleggen in het pensioenfonds,
dan wordt er ruimte gecreëerd om eerder met pensioen te gaan of
een hoger pensioen op te bouwen.
In de afgelopen jaren hebben veel pensioenfondsen veel
beter "geboerd" dan op basis van louter rentegevende
beleggingen kon worden gemaakt. De vermogens van vele fondsen zijn
daardoor veel sneller gegroeid dan de verplichtingen die deze fondsen
hebben jegens hun deelnemers, zijnde de reeds nu gepensioneerden en zij
die dat in de toekomst zullen worden.
Die extra winsten gebruikt men voor vier zaken:
- het opbouwen van reserves voor de toekomst, wanneer
het rendement mogelijk daalt tot onder de vier procent;
- het verbeteren van de pensioenvoorziening voor de
deelnemers en het betalen van pensioentoeslagen aan reeds
gepensioneerden;
- het verlagen van de premies door werkgevers en/of
werknemers;
- het terugbetalen van premies aan de werkgever.
Nu de nieuwe wet "Fiscale behandeling van
pensioenen" ook door de Eerste Kamer is aangenomen, is daar voor
geïndividualiseerde regelingen een vijfde mogelijkheid bijgekomen.
Zit er in de privé-pensioenpot van een deelnemer meer dan nodig
is voor z'n pensioen en de zorg voor de nabestaanden, dan kan de waarde
van het meerdere als extra inkomen worden uitgekeerd aan de deelnemer.
Dit is het geval als het pensioen samen met de AOW meer bedraagt dan
het eindloon. Hij of zij betaalt over die uitkering dan maximaal 60%
belasting, maar kan de rest in de zak steken.
Hiervoor is gesproken over een te grote pensioenpot.
De realiteit leert, dat voor veel mensen het omgekeerde geldt. Ze
hebben in hun werkzame leven banen gehad bij diverse werkgevers,
waardoor hun pensioen bestaat uit een aantal "brokjes". Men
spreekt dan van pensioenbreuken. De nieuwe wet biedt mogelijkheden om
die breuken te helen door belastingvrij aanvullend pensioen op te
bouwen. Daartoe moet men al dan niet met behulp van een adviseur
aantonen, dat bij voldoende dienstjaren het opgebouwde pensioen
ontoereikend is om 70% van het eindloon als pensioen te verkrijgen.
Daarover meer in de volgende aflevering van deze rubriek.
Wie straks te veel pensioen opbouwt kan een extra uitkering krijgen.
Maar dan moet wel meteen met de fiscus worden afgerekend.
|