Vijftig jaar Marshall Plan
door Gemma Buters, Marijn Jongsma, Kees Lunshof en Arno Reekers
"Onze politiek is niet gericht tegen enig land of enige doelstelling, doch
tegen honger, armoede, vertwijfeling en chaos." Met deze woorden lanceerde
de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, generaal George Marshall,
in 1947 zijn plan om Europa te ondersteunen bij de wederopbouw.
Deze maand viert ons land dat het precies 50 jaar geleden is dat George
Marshall zijn plan openbaarde. In 1948 begon de uitvoering van de steunoperatie
die bekend werd als het 'Marshall-plan'. In de periode tussen '48 en '52
stroomden er geld en goederen van Amerika naar het berooide Europa.
Over het nut en de noodzaak van deze hulp verschillen de meningen. Duidelijk
is wel dat het wederopbouw van West-Europa een impuls kreeg door de Marshall-hulp.
De honger, armoede en chaos (waarover Marshall sprak) waren in het na-oorlogse
Nederland ook te vinden. De Marshall-hulp werd een begrip in ons land.
George Marshall had al een lange carrière als militair achter de rug toen
hij in '47 minister van Buitenlandse Zaken werd. Generaal Marshall was onder
andere het brein achter de invasie in Normandië die uiteindelijk de verovering
van West-Europa op de Duitse bezetter inluidde. Marshall werd voor zijn
werk in 1953 beloond met de Nobelprijs voor de vrede.
"Amerikanen ongehoord vrijgevig"
"De Marshall-hulp was een daad van, in de geschiedenis, ongehoord grote
generositeit van de Amerikanen en de Amerikaanse regering om het totaal
verarmde Europa weer op de been te helpen. Het was zeker niet louter bedoeld
om er zelf beter van te worden, zoals critici van de Amerikanen later beweerden."
Bijna vijftig jaar na de aankondiging van die hulp op 5 juni 1947 door de
toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Marshall wordt de immer opgewekte
prof. dr. Ernst van der Beugel (79) nog boos om die aantijging.
"Dat is een absurd verwijt. Geen enkel land doet iets bewust tegen zijn
eigen belang. Maar het gaat om de interpretatie daarvan. Was er sprake van
een kortzichtig, korte termijn belang, of van een strategisch en wijs belang?
De Fransen en Britten lieten zich in de jaren dertig door dat eerste leiden,
de Amerikanen in 1947 door het tweede. Dat maakt de Marshallhulp zo bijzonder."
Van der Beugel kan het weten. Hij was als assistent van de regeringscommissaris
voor het Europese Herstel Programma, dr. Hirschfeld, nauw betrokken bij
de invulling er van op de eerste ministeriële conferentie daarover in Parijs
en bij de 'verkoop' daarvan aan het Amerikaanse congres. Vervolgens was
hij van 1948 tot 1953 directeur van het bureau voor het programma aan het
Haagse Smidswater.
Op Buitenlandse Zaken maakte hij verder carrière als directeur Westelijk
Halfrond en directeur-generaal Economische en Militaire Aangelegenheden.
Van 1956 tot 1958 was hij in het laatste kabinet Drees staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, onder Luns.
Na een korte periode als president-directeur van de KLM trad Van der Beugel
op als commissaris bij menig groot bedrijf in en buiten Nederland. In 1965
promoveerde hij op een standaardwerk over de rol van de Amerikanen bij de
totstandkoming van de Europese eenheid ("From Marshall aid to atlantic partnership")
en werd hoogleraar in Leiden, "de leukste tijd van mijn werkzame leven".
Hij was de leidende kracht achter de Bilderbergconferenties waar, op initiatief
van prins Bernhard, topfiguren uit politiek, wetenschap en bedrijfsleven
elkaar ontmoetten. Ook bestuurde hij het internationaal befaamde Institute
for Strategic Studies in Londen.
Na de oorlog koos de bankierszoon Van der Beugel, die in de oorlog jarenlang
was ondergedoken, voor een publieke functie. "In Den Haag gebeurde het immers.
Ik ging per fiets ging van Amsterdam naar Den Haag en kreeg een baan als
chef van het bureau Rijnvaart om in 1946 onder meer secretaris te worden
van de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA), de belangrijkste onderraad
van de ministerraad."
Een jaar later vroeg minister Huysmans hem zich in Parijs te voegen bij
dr. Hirschfeld. "Ik kende hem niet. Ik moest maar naar zijn hotel gaan.
In de bar, zo werd me gezegd zou een dikke man zitten, de krant te lezen."
Voor de jonge Van der Beugel, nog geen dertig jaar, braken enerverende tijden
aan, en niet alleen vanwege de Marshall-conferentie zelf. "Ik kende Parijs
goed, mijn ouders hadden een vakantiehuis in Frankrijk, en moest Hirschfeld
heel wat van de stad laten zien. Hij hield ook, net al ik, van lekker eten."
"De aanleiding voor de Marshallhulp was het enorme gebrek in Europa aan
Amerikaanse dollars, de valuta waarmee essentiële, vitale importen werden
betaald. Als daaraan niet snel iets werd gedaan, dreigde het door de oorlog
al ernstig verwoeste Europa in een onoplosbare crisis te geraken, een absolute
ramp, een catastrofe.
Dit dollar-gebrek kwam bovenop de zeer slechte winter die Europa in 1947
teisterde. Het bracht het op zich zelf niet onredelijke herstel van de Europese
landen waar aan van alles tekort was, ernstig in gevaar, met alle mogelijke
politieke gevolgen van dien. De communisten die Oost-Europa al onder de
voet hadden gelopen en getracht hadden Griekenland en Iran aan zich te onderwerpen,
dreigden ook in Frankrijk en Italië de boventoon te gaan voeren".
Dit leidde volgens prof. Van der Beugel in de VS tot een revolutie in de
naoorlogs buitenlandse politiek met zijn afwijzing van internationale allianties.
"Daartegen bestond een diepe afkeer. Ze behoorden tot de zondige vooroorlogs
wereld. De Verenigde Naties kreeg prioriteit als collectieve behoeder van
de vrede, met een bijzondere verantwoordelijkheid voor de overwinnaars,
de VS, de Sovjet Unie, Engeland en China. De Amerikaanse troepen zouden
ook zo snel mogelijk worden teruggetrokken uit Europa.
Nadat na de verhouding met de Sovjet Unie ernstig verslechterde, ging, dat
concept, mede onder invloed van een groep briljante deskundigen op vredes-
en veiligheidsgebied met nauwe culturele banden met Europa, van tafel. De
Russen probeerden hun invloedssfeer steeds verder uit te breiden. Er was
geen overeenstemming mogelijk over de oplossing van het Duitse vraagstuk,
terwijl dat juist bepalend was voor de toekomst van Europa. Zonder een hersteld
Duitsland was een sanering in Europa onmogelijk.
"Die revolutie in de Amerikaanse buitenlandse politiek begon bij de Truman-doctrine
in maart 1947 waarin het tot politiek van de Verenigde Staten werd verklaard
om vrije volkeren te steunen die zich verzetten tegen totalitaire minderheden
of tegen dreigingen van buiten af. Deze doctrine maakte het unilateraal
uitoefenen van macht door de VS weer mogelijk, wat in 1945 nog was afgewezen.
Een jaar later werd de NAVO opgericht."
Als onderdeel van die politiek tot inperking van openlijke communistische
agressie tegen landen buiten de Russische invloedssfeer, kwam op 5 juni
1947 de befaamde Harvard-rede van de minister van Buitenlandse Zaken, Marshall,
de start van de Marshall-hulp. "Doel daarvan was gezonde economische voorwaarden
te scheppen om de bedreiging van de stabiliteit van de verschillende Europese
landen tegen te gaan. Een herhaling van wat zich na de Eerste Wereldoorlog
plaats vond, mocht niet."
De Amerikanen lieten het aan de Europese regeringen over te bepalen wie
wat aan dollars waarvoor nodig had. "Ze namen in grote mate de verantwoordelijkheid
voor Europa, maar zonder macht te willen uitoefenen. Ze stelden zich, gemeten
aan de potentiële macht die ze konden uitoefenen, zeer terughoudend op.
Zeer uitzonderlijk. Naast de bereidheid dollars te verstrekken, stond bevordering
van de Europese samenwerking voorop. Dat moest de basis worden voor duurzame
vrede en economisch herstel van Europa, en werd het op den duur ook. In
een samenwerkend Europa zou ook weer plaats zijn voor Duitsland. De tijd
van het najagen van puur nationale belangen moest voorbij zijn."
Daarom haakten de Sovjetunie en haar satellietstaten af. Stalin wilde wel
financiële hulp, maar alleen op bilaterale basis, zonder bemoeienis van
anderen. "Een enorme fout van de Russen", aldus Van der Beugel. "Het Marshallplan
was niet tegen de Sovjetunie gericht. Op weg naar Harvard had Marshall besloten
de hulp ook aan de Russen aan te bieden. Het hulpprogramma had niets militairs.
Nederland werd nog een keer op de vingers getikt omdat een generaal rondreed
in een uit de Marshall-hulp betaalde auto."
De eerste ministeriële conferentie in Parijs over de Marshall-hulp was een
vreemde vergadering omdat verschillende landen met verschillende achtergronden
bij elkaar zaten. Zo zat Groot-Brittannië als niet-bezette overwinnaar aan
tafel met de verliezer Italië en het neutrale Zweden. Men was niet gewend
bij elkaar in de boeken te kijken en elkaars gegevens te overhandigen om
de behoefte aan dollars te kunnen bepalen. Elk land probeerde krampachtig
zoveel mogelijk voor zich zelf binnen te sleuren. Iedereen vergrootte zijn
eigen probleem en verkleinde dat van anderen. Er werd tienmaal meer gelogen
dan in dit soort conferenties normaal was."
Uiteindelijk kwam er natuurlijk een te omvangrijk programma uit. Dat werd
in overleg met de Amerikanen aangepast. Vervolgens moest dat aan het congres
'verkocht' worden. Ook daar speelde de Nederlandse vertegenwoordiger Hirschfeld,
net als op de conferentie zelf, een grote rol vanwege zijn enorme kennis
van zaken, maar ook omdat ook besloten was met een Benelux-delegatie op
te treden. "Van die nauwe samenwerking van toen is later niet veel meer
terecht gekomen. De Nederlandse organisatie was zo dat Hirschfeld niet aan
een minister moest rapporteren maar aan de ministerraad. Hij had daardoor
meer macht dan menig minister."
De hulp was een enorm succes ook al leidde die niet direct tot de intensieve
samenwerking die de Amerikanen voor ogen hadden. Het maakte ook de integratie
van Duitsland in het Europese statensysteem weer mogelijk.
In Nederland verliep de samenwerking tussen de overheid, bedrijfsleven en
vakbeweging goed. Het 'Poldermodel' waarvoor ons land nu zo internationaal
wordt bejubeld, bestond ook toen al, inclusief de loonmatiging van nu waardoor
geld voor investeringen en werkgelegenheid kon vrij komen.
De dollarhulp werd in nauw overleg soepel aan de verschillende sectoren
toebedeeld. Er was tegen de hulp ook geen verzet zoals in andere landen.
Per hoofd van de bevolking kreeg Nederland het meeste geld. Van de 20 miljard
aan dollars die grotendeels als schenking werd verstrekt, ging 1 miljard
naar ons land, wat ongeveer overeenkomt met twintig miljard guldens van
nu. Een enorm bedrag."
De spreekwoordelijke Nederlandse zuinigheid van toen werd door de Amerikanen
gewaardeerd. Dat staken ze niet onder stoelen of banken toen zij na een
bezoek aan Italië door premier Drees en zijn vrouw is hun sobere huis aan
de Haagse Beeklaan werden ontvangen. Ze kregen thee en mariabiscuitjes.
"In een land waar de premier zo woont en leeft wordt het geld niet over
de balk gesmeten", was de tevreden reactie.
Wat deed ons land met dat geld?
AMSTERDAM, zaterdag
Iedereen kent wel de spectaculaire Nederlandse projecten die met Marshall-dollars
zijn gefinancierd, zoals de Velsertunnel, de breedbandwalserij van Hoogovens
en een deel van de Deltawerken. Deze paradepaardjes beslaan slechts een
klein deel van het totale Marshall-pakket. Het grootste deel werd aan alledaagse
dingen besteed.
In de eerste jaren werd de Amerikaanse hulp vooral gebruikt om de hongerige
magen te vullen, onder meer door graan te importeren. Later profiteerden
met name de textiel en de luchtvaart; in mindere mate de scheepsbouw, staalindustrie
en de chemie.
De textielindustrie was voor de import van ruwe katoen en machines grotendeels
aangewezen op Marshall-hulp. In het dorpje Nijverdal werkten bijvoorbeeld
2000 van de 10.000 inwoners in de Koninklijke Stoomweverij. "Die Marshall-dollars
betekenen voor hen onmiddellijk 'vaders boterham'", schreef De Volkskrant
in januari 1949. "Geen dollars geen katoen werkloosheid."
In de luchtvaartsector kon KLM zijn vloot oplappen en uitbreiden dankzij
Marshall-geld. Ook Fokker importeerde vliegtuigonderdelen en metalen met
Amerikaanse steun terwijl de NS materieel konden aanschaffen dankzij Marshall.
Het geld moest in overleg met de Amerikanen worden besteed. De Nederlandse
regering wilde het liefst de staatsschuld omlaag brengen, maar de Amerikanen
zagen ook graag projecten die tot de verbeelding spraken, zodat goed zichtbaar
werd dat Amerikaanse dollars bijdroegen aan de wederopbouw van Europa.
Zo werden er met Marshall-geld en veel publicitaire tam-tam woningen gebouwd
in verwoeste steden als Arnhem en Rotterdam en werden er wegen, spoorwegen,
bruggen, kanalen, havens en fabrieken weer opgebouwd. Over de drooglegging
van Walcheren, nadat de geallieerden de dijken hadden gebombardeerd, werd
zelfs een speciale brochure uitgegeven voor de Amerikaanse pers. Andere
tot de verbeelding sprekende werken: inpoldering in het IJsselmeer, Deltawerken,
aanleg Velsertunnel, uitbreiding TH Delft, hotel Krasnapolsky en Kurhaus,
herstel Rotterdamse haven en de industrialisering Zuidoost-Drenthe,
In het bedrijfsleven profiteerden vooral kleinere bedrijven. Hoogovens was
een uitzondering. In 1950 kreeg Hoogovens het voor die tijd enorme bedrag
van 96 miljoen aan financiering om een moderne breedbandwalserij aan te
schaffen. "Die investering is later dubbel en dwars terugbetaald", memoreerde
bestuursvoorzitter ir. M.C. van Veen onlangs tijdens een Marshall-congres.
Van defensie-orders die met Marshall-geld werden gefinancierd, profiteerden
onder andere DAF, Fokker en Hollandse Signaal. Meer dan een miljard gulden
ging naar de landbouw voor bijvoorbeeld schrikdraad-afrasteringen, research
en drogerijen voor groenvoer. De laatste grote uitgave was 400 miljoen
voor de Deltawerken in '53.
Hulp gaf burger weer moed
Was de Marshall-hulp de redding van Nederland of niet meer dan een ordinaire
pr-stunt? Vijftig jaar na het begin van de Marshall-hulp zijn veel historici
en economen het er over eens dat de jubelende verhalen uit de jaren '50
over de economische effecten van de Marshall-dollars nogal overtrokken waren.
"Zonder Marshall-geld hadden we het ook wel gered, het herstel had alleen
langer geduurd", meent historicus Frank Inklaar, die half mei promoveerde
op de Marshall-hulp. "Het grote belang van de Marshall-hulp ligt op psychologisch
gebied. Op een cruciaal moment werd de burgers een hart onder de riem gestoken.
Daardoor kregen ze weer vertrouwen in de toekomst."
ZWOLLE, zaterdag
Zonder Marshall-dollars was Nederland in een poel van ellende en misère
gestort. Dat is het schrikbeeld dat de propaganda-machine van de Amerikaanse
en Nederlandse overheid opriep in de jaren tijdens en na de Marshall-hulp.
"Waar zouden wij zijn zonder deze Amerikaanse hulpverlening? Onze levensstandaard
zou minstens 20% dalen, een daling die de overgrote meerderheid van de Nederlandse
bevolking in de diepste armoede zou storten. (...) Het arbeidskind zou slecht
gekleed en gevoed zijn en zou zijn dagen slijten in kommer en ellende. Nederland
zou geen toekomst meer hebben." Zo somberde destijds bestuurslid A. Vermeulen
van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen.
Later onderzoek heeft dit beeld aanzienlijk bijgesteld. De Nederlandse economie
groeide in de Marshall-jaren weliswaar razendsnel, maar dit economische
herstel was in feite al vóór 1948 op gang gekomen. Bovendien profiteerde
Nederland van andere ontwikkelingen, zoals de liberalisering van het internationale
handels- en monetaire verkeer.
De Marshall-hulp was echter essentieel in het oplossen van het dollartekort,
zodat de regering goederen kon blijven importeren. Was dit acute probleem
niet opgelost, dan had de overheid de buikriem verder moeten aansnoeren
en hadden vooral de burgers nog jaren langer op een houtje moeten bijten.
Volgens de historicus P. van der Eng had de groei van het nationaal inkomen
zonder Amerikaanse hulp slechts een jaar vertraging opgelopen, maar de consumptie
per inwoner bijna zes jaar. Onderdirecteur M.M.G. Fase van De Nederlandsche
Bank berekende onlangs dat de Marshall-dollars slechts een positief effect
van 2 tot 4% hadden op de productie. Andere historici betwisten deze cijfers
weer maar de algemene moderne visie is, dat het directe economische effect
van de Marshall-hulp bescheiden is geweest.
"De propaganda heeft in de Marshall-periode zijn werk uitstekend gedaan",
concludeert de kersverse promovendus Frank Inklaar. "Uit enquêtes toentertijd
bleek aanvankelijk dat de Nederlandse bevolking vooral eigenbelang vermoedde
achter de Marshall-hulp. Niet dat daar iets mis mee is, maar de Amerikanen
wilden graag dankbaarheid zodat ze aan het thuisfront duidelijk konden maken
dat het geld goed werd besteed. Zo kwam er een enorme lawine aan propaganda:
radiospotjes, brochures, krantenartikelen, tentoonstellingen, noem maar
op. Alles om het beeld over te brengen dat zonder Marshall-hulp Nederland
zou instorten."
"Maar met de Marshall-hulp werd Nederland een hart onder de riem gestoken",
zegt Inklaar. "Heel concreet zag men de schepen met hulpgoederen binnen
komen. Dat gaf de burger hoop en een perspectief voor de toekomst. Nog wat
jaren van sober leven en loonmatiging waren zo beter vol te houden."
Volgens Inklaar werkte het rooskleurige beeld dat de Nederlanders van Amerika
voorgeschoteld kregen, als een lonkend walhalla. Voor de verarmde Nederlanders
was Amerika in die tijd het beloofde land. Als ze maar hard genoeg werkten,
konden zij als beloning ook al die welvaart krijgen die aan de overkant
van de oceaan zo normaal was.
"'You can be like us', dat was de boodschap", vertelt Inklaar. "Het enige
dat men hoefde te doen, was het Amerikaanse recept te volgen. Economische
groei stond centraal. Dat gaf welvaart en stabiliteit."
"Voor een gemiddelde burger was dat natuurlijk een hele aanstekelijke boodschap",
meent hij. "Nederland had net de depressie van de jaren '30 achter de rug.
En er was het overheersende gevoel dat na de oorlog alles anders moest worden.
Dat maakte de mensen ontvankelijk voor het Amerikaanse perspectief."
Economische groei was dus het toverwoord. In dat kader heeft Inklaar onderzoek
gedaan naar de 'Technical Assistance'; in geld uitgedrukt een miniem deeltje
(slechts 1%) van het Marshall-pakket, maar volgens Inklaar van grote betekenis
voor de ontwikkeling van Nederland.
Het doel van de Technical Assistance was Nederland kennis te laten maken
met de Amerikaanse productiemethoden. Het bevorderen van de productiviteit
van de Nederlandse arbeiders stond centraal. Begrippen als massaproductie,
lopende-band werk en zelfbediening waren hier nog onbekend. Daartoe werden
er 'productiviteitscentra' opgericht en kwamen er Amerikaanse adviseurs
naar Nederland.
Buitengewoon populair waren de studiereizen die deels met Marshall-dollars
werden betaald. Honderden Nederlanders van allerlei pluimage scheepten zich
in om het Amerikaanse wonder met eigen ogen te gaan aanschouwen en kennis
te maken met de 'American way of life'.
De studieteams kwamen bijna altijd razend enthousiast terug. In rapporten,
lezingen en cursussen beschreven zij wat ze in Amerika hadden gezien; massaconsumptie,
massaproductie, een hoge arbeidsproductiviteit, modern management, landbouwtechnieken
en supermarkten. Volgens Inklaar werd de Amerikaanse blauwdruk niet klakkeloos
overgenomen. De Nederlanders gaven er hun eigen invulling aan.
Veel geïmporteerde kennis was echter niet toepasbaar op het moment dat de
reizigers weer terugkeerden maar dook soms pas tien jaar later weer op,
toen de geesten er wel klaar voor waren. "Het Nederlandse publiek was in
de jaren '50 al zodanig voorgekookt, dat allerlei productiviteitsverhogende
maatregelen later zonder morren werden geaccepteerd."
De 'American way of life' bleef nog lang een amper bekritiseerd lichtend
voorbeeld. De diepe indruk die het welvarende land maakte op de magere Nederlanders
in hun eindeloos verstelde kleren, bleef in hun geheugen gegrift.
"De Amerikanen hebben ons daar laten zien wat welvaart betekent en hoe zij
die bereiken. Want dit moeten we weten", rapporteerde een Nederlands studieteam
uit de confectie. "Niets werkt stimulerender op de wil om welvaart te veroveren
dan welvaart te zien. (Is dit niet de oorzaak van het bestaan van een zeker
gordijn?) Laten alleen al daarom zoveel mogelijk mensen naar Amerika gaan."
(Citaten uit: F. Inklaar, "Van Amerika geleerd. Marshall-hulp en kennisimport
in Nederland.")
Strategisch belang VS voorop
AMSTERDAM, zaterdag
Op 5 juni 1947 presenteerde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken,
generaal George C. Marshall, zijn befaamde plan voor grootschalige financiële
hulp aan Europa om de opbouw van het verwoeste continent te ondersteunen.
"Europa moet substantiële extra hulp krijgen, anders krijgt zij te maken
met een zeer ernstige economische, sociale en politieke achteruitgang",
zei hij in zijn beroemde speech op de universiteit van Harvard.
Die woorden waren het begin van een moeizaam politiek proces, dat uiteindelijk
leidde tot 14,6 miljard dollar aan Amerikaanse steun voor Europa in de periode
1948-1952. Iedere Amerikaanse burger moest 85 dollar extra belasting per
jaar betalen om zijn Europese medemens door de barre na-oorlogse tijden
te helpen.
Voor de Amerikaanse regering stond het strategisch belang van een economisch
en politiek stabiel en bovenal geïntegreerd Europa voorop. Economische hulp
zou een barrière tegen het oprukkende communisme vormen. Het Marshall-plan
vormde zo een uitwerking van de bekende Truman Doctrine van 1947. Veel historici
zien in het Marshall-plan dan ook op de eerste plaats een politiek en niet
een economisch initiatief.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog werd in Europa met man en macht
gewerkt aan de wederopbouw. Ondanks ook toen al forse bedragen aan Amerikaanse
leningen en schenkingen, kwam het economisch herstel niet voldoende uit
de verf. Wat Europa nodig had, was een gestructureerd hulpplan dat handelsbelemmeringen
uit de weg zou ruimen, de staatsfinanciën zou ordenen en de landen zou dwingen
tot samenwerking.
Het Europese productieapparaat was door de oorlog bijna geheel verwoest
of geplunderd. Praktisch alle goederen moesten worden geïmporteerd uit de
Verenigde Staten. Alleen de VS konden voldoen aan de enorme Europese vraag
naar goederen.
Het probleem was dat Nederland en andere Europese staten in de loop van
1946 door hun dollars heen raakten. Door het gebrek aan dollars dreigden
de Europese economieën te stagneren. De economische wederopstand ging dus
eerder te snel dan te traag. Dit was het essentiële knelpunt dat door de
Marshall-dollars werd opgelost.
De Marshall-hulp bestond niet uit een grote zak met dollars. De regeringen
kregen van de Amerikanen goederen. Bedrijven konden deze goederen kopen
tegen lokale valuta. Dit geld werd gestort op de zogenaamde 'tegenwaarderekening'.
In overleg met de Amerikanen werd dit geld vervolgens door de overheid besteed,
onder meer aan defensie, infrastructurele projecten en aan het saneren van
de staatsschuld.
Dé grote katalysator voor Europese samenwerking is de Marshall-hulp niet
geweest. Het gekibbel, gedraai en gemanipuleer tijdens de conferenties van
de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) illustreerde
prachtig hoe ieder land alleen maar uit was op het binnenhalen van zoveel
mogelijk dollars voor zichzelf. Toch werd in deze jaren wel de grondslag
gelegd voor latere Europese organisaties die wel hout sneden zoals de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal, één van de voorlopers van de huidige Europese
Unie.
Aan de andere kant heeft de Marshall-hulp de tweedeling van Europa onomkeerbaar
gemaakt door uitdrukkelijk de Westerse bezettingszones in Duitsland bij
het plan te betrekken en door de weigering van de Sovjetunie om deel te
nemen.
Sommigen zien de huidige hulpverlening aan Oosteuropese landen dan ook als
een vervolg op het Marshall-plan. De omstandigheden in West-Europa toen
en Oost-Europa nu zijn echter nauwelijks te vergelijken. Daar ontbreekt
de vruchtbare bodem van een goed gereguleerde markteconomie. Het economisch
herstel in deze landen is dan ook niet zo spectaculair als in het na-oorlogse
Europa.
Dollars kwamen precies op tijd
AMSTERDAM, zaterdag
De Nederlandse regering aanvaardde het aanbod van de Marshall-hulp met beide
handen. Ook in ons land raakte de voorraad dollars snel uitgeput. De consumptie,
investeringen en overheidsuitgaven namen razendsnel toe, maar de productie
bleef achter bij de uitgaven.
Van alle Europese landen waren volgens de Britse econoom A.S. Milward Nederland
en Frankrijk het meest afhankelijk van importen. Als er geen hulp kwam,
zou men de tering naar de nering moeten zetten door minder te importeren,
met alle gevolgen van dien.
Het Centraal Plan Bureau berekende eind '47 dat zonder hulp de consumptie
met 12% zou moeten worden verminderd, de investeringen met 40% en de overheidsuitgaven
met 5%. "Dit zou onrust en spanningen onder de bevolking veroorzaken", waarschuwde
het CPB.
De Nederlandsche Bank noemde in het jaarverslag over 1946 het deviezentekort
hét centrale probleem waarvan "de mogelijkheid van ons herstel afhankelijk
is". In 1947 werd de situatie nog nijpender omdat de strenge winter en droge
zomer extra importen van voedsel en brandstof noodzakelijk maakten.
De Marshall-dollars kwamen dus precies op tijd. Ons land kreeg $1,127 miljard
ofwel 109 dollar per hoofd van de bevolking; omgerekend naar de hedendaagse
maatstaven een slordige 22 miljard gulden. Met zo'n 7,7% van het totale
Marshall-pakket werd Nederland relatief goed bedeeld. Veel andere landen
moesten het stellen met 50 dollar per inwoner.
Volgens historica Pien van der Hoeven waren de twee Amerikaanse bazen van
de Marshall-hulp, Hoffman en Harriman, nogal onder de indruk van premier
Drees die ze in zijn eenvoudige woning onthaalde op thee met een mariakaakje.
"In een land waar de premier zo sober leeft, is ons geld goed besteed",
moet Hoffman gezegd hebben.
Eind april 1948 liep het eerste schip met Marshall-goederen binnen in de
haven van Rotterdam. In 1949 en 1950 werd meer dan de helft van de Nederlandse
invoer uit het dollargebied door de Amerikanen betaald. "Een geschenk zoals
dit is in de wereldgeschiedenis nog niet voorgekomen", noemde topambtenaar
H.M. Hirschfeld, die in Nederland verantwoordelijk was voor de hulpverlening,
het Marshall-plan.
Een publiciteitsbombardement moest de bevolking Nederlandse aanmoedigen
tot dankbaarheid voor de Amerikaanse vrijgevigheid, en aanzetten tot zuinigheid
en vlijt zodat ons land snel weer op eigen benen zou staan.
Bezoekers van de Voorjaarsbeurs in 1949 konden luisteren naar het volgende
gefingeerde telefoongesprek over de Marshall-hulp tussen een Amerikaanse
en een Nederlandse arbeider:
Jimmmy: "Je begrijpt, wij kunnen met deze steun niet eeuwig doorgaan. Wat
doen jullie er nu eigenlijk aan?
Jan: "Harder werken, Jimmy, en zuinig zijn. (...) Als wij alles op alles
zetten en dat zullen wij hoeven jullie in 1952 voor ons geen belasting meer
te betalen. Dan zullen we op eigen benen kunnen staan."
Jimmy: "Geen dank Jan, een welvarend en onafhankelijk Europa is ook in ons
belang."
De politieke aspecten van de Marshall-hulp kwamen Nederland evenmin slecht
uit. Europese samenwerking zou gunstig zijn voor Nederland, zeker als dit
zou leiden tot een economische gezonde Duitse buurman, veilig ingekapseld
in Europees verband.
Bovendien gaf de Marshall-hulp Nederland de financiële speelruimte om orde
op zaken te stellen in Nederlands-Indië. Nederland dacht niet zonder Indië
te kunnen om er economisch weer boven op te komen. Ironisch genoeg gebruikten
de VS later dezelfde Marshall-hulp als drukmiddel om ervoor te zorgen dat
Nederland Indië zijn vrijheid zou teruggeven.
In de rij voor zelfbediening
HELMOND, zaterdag
Tollend van verbazing struinde E.J.M. Hettema de H uit de supermarktketen
EDAH in 1953 rond in de grote Amerikaanse supermarkten, die daar toen al
snel gemeengoed werden. "Het was een andere wereld, een openbaring. Je zag
daar dingen, waar je zelf nog nooit aan had gedacht", vertelt de krasse,
83-jarige Hettema in zijn villa in Helmond.
Als lid van een 30-koppige studiegroep uit het winkelbedrijf mocht Hettema
drie maanden lang Amerika doorkruisen om de kunst van de Amerikaanse supermarkten
af te kijken. Deze studiereis werd betaald met Marshall-dollars en maakte
deel uit van de 'technical assistance'.
In die tijd was het fenomeen van zelfbediening in Nederland nog vrijwel
onbekend. Alles ging via de toonbank. Alleen in Arnhem was een paar pioniers
met zelfbediening aan het experimenteren.
"Uit vakbladen wisten we natuurlijk al veel van wat er in de VS gebeurde",
vertelt Hettema. "Maar we stonden toch wel met ons hoofd te schudden dat
ze daar al zo ver waren. In Nederland was het echt een oude troep. De supermarkt,
wat weer een stap verder is dan zelfbediening, begon in Amerika al op te
komen. En de mensen kwamen er met de auto naar toe. Iedereen had een auto."
Rondkijkend van Chicago tot Californië leerden de Nederlandse grutters over
assortimenten, winkelinrichting, distributie en verpakkingen zoals vacuüm
en blik. Vooral dat laatste was erg belangrijk om in Nederland de zelfbediening
op gang te brengen. "Wij moesten onze leveranciers ervan overtuigen voor
ons te gaan verpakken", vertelt Hettema. "Dat moesten we eerst allemaal
zelf doen."
Hettema, 40 jaar oud toen hij het Amerikaanse systeem ging besnuffelen,
was een overtuigd voorstander van zelfbediening. "Ik geloofde er echt in,
mijn vader één van de oprichters van EDAH had er meer moeite mee", herinnert
hij zich. "In Nederland vroeg men zich af of het zou aanslaan. Sommigen
dachten dat een Nederlander graag een kwartier voor de toonbank staat om
een praatje te maken. Maar ik zag in Amerika hoe prettig is het is als je
de tijd kan gebruiken om op je gemak uit te zoeken wat je wilt hebben."
Terug in Nederland opende de Edah in 1953 zijn eerste zelfbedieningswinkel,
in Heerlen. "De mensen stonden straten ver in de rij, zo groot was de nieuwsgierigheid",
blikt Hettema terug. "Maar niet iedereen stond te juichen. Vooral oudere
mensen moesten er aan wennen. Het was een prachtige tijd."
Verdeling dollars over Europa
Totaal verstrekt: $14,6 miljard: IJsland 0,2%, Noorwegen 1,9%, Zweden 0,8%,
Groot-Brittannië 24,8%, Denemarken 2,1%, Ierland 1,1%, Nederland 7,7%, België/Luxemburg
4,3%, Duitsland (FRD) 10,8%, Oostenrijk 5,2%, Frankrijk 21,1%, Portugal
0,3%, Italië 11,7%, Griekenland 5,5% en Turkije 1,7%. (Verdeling in %)
Viering 50 jaar Marshall-plan
De viering van vijftig jaar Marshall-plan zal deze dagen in alle hevigheid
in ons land losbarsten.
Met name Den Haag en Rotterdam pakken fors uit. De belangrijkste bijeenkomst
is uiteraard de Marshall-herdenking op 28 mei in de Haagse Ridderzaal, die
zal worden bijgewoond door de Amerikaanse president Bill Clinton. Ook regeringsleiders
uit zo'n vijftig andere landen zijn hiervoor uitgenodigd. De hoogwaardigheidsbekleders
komen rond 15.30 uur aan op het Binnenhof.
Vooruitlopend op de komst van Clinton werd een deel van de Haagse binnenstad
vorige week al versierd met vlaggen en 'appeltjes van Oranje'. Het paleis
Lange Voorhout biedt tot en met juni plaats aan een overzichtstentoonstelling.
Op 26 mei wordt deze geopend door de Amerikaanse ambassadeur.
Een andere expositie vindt plaats in het Algemeen Rijksarchief, waar de
civiele en militaire facetten van de Marshall-hulp worden belicht. Een expositie
in het Haagse stadhuis van kunst door gehandicapten in het kader van Marshall
zal duren tot 29 mei.
Op 23 mei zal in Den Haag een herinneringsplaquette worden onthuld voor
de gerestaureerde Hr.Ms. Mercuur, het schip dat in 1954 door de US Navy
in het kader van de hulp werd overgedragen om zeemijnen te kunnen ruim.
Op 24 mei geven Amerikaanse brass-bands op het Spuiplein een muzikale parade,
terwijl een dag later tussen 12.00 en 13.00 uur op het carillon van de Grote
Kerk een concert van Amerikaanse melodieën ten gehore zal worden gebracht.
Ook Rotterdam, de stad die als geen ander heeft kunnen profiteren van de
Marshall-hulp, gaat breed uitpakken. Zo zijn alle in ons land wonende Amerikanen
uitgenodigd voor een feest op de Wilhelminapier. De mogelijkheid bestaat,
dat president Clinton hier zijn gezicht komt laten zien en een speciale
plaquette zal onthullen.
In de Maasstad is eveneens een aantal speciale tentoonstellingen in onder
andere de Kunsthal (vanaf 29 mei), het NAi (vanaf 24 mei). Ook Boijmans
Van Beuningen en het Foto-instituut besteden aandacht aan Marshall.
Elders in het land zal vijftig jaar Marshall-hulp eveneens niet ongemerkt
voorbijgaan. Naast tal van lokale initiatieven houdt de marine vanaf 24
mei een tentoonstelling in het Amsterdamse Scheepvaartmuseum, terwijl het
Groninger museum de Amerikaanse interieurs tussen 1930-1960 belicht en de
invloed daarvan op onze eigen interieurs.
Ter gelegenheid van de festiviteiten brengt PTT Post twee postzegels uit.
Ook zal er een een zilveren 'Marshall-tientje komen. McDonald's tenslotte
gaat ruim drie miljoen placemats bedrukken met informatie over het Marshallplan,
gericht op jongeren.
|