Economie HAVO 1
|
Berekening van een (eind)cijfer op basis van deze uitwerkingen en mogelijke antwoorden gebeurt op eigen verantwoordelijkheid en kan riskant zijn.
|
Volledige uitwerkingen door docent
Opgave 1
Vraag 1
Maximumscore 2
Door een renteverlaging kunnen consumptieve kredieten goedkoper worden / sparen kan
minder aantrekkelijk worden, waardoor het lenen toeneemt / het sparen afneemt, hetgeen de
consumptie stimuleert.
Vraag 2
Maximumscore 2
- De export van een land wordt gefinancierd met middelen uit het buitenland.
- De overheidsbestedingen worden door het budgetmechanisme bepaald.
Vraag 3
Maximumscore 3
Door een bestedingsimpuls stijgen productie en inkomen waardoor extra bestedingen
worden opgeroepen die productie en inkomen verder doen stijgen.
Vraag 4
Maximumscore 3
- Bij gelijkblijvend nettoloon dalen de loonkosten waardoor arbeid (relatief) goedkoper
wordt zodat het eerder rendabel wordt het aantal arheidsplaatsen uit te breiden.
- Bij gelijkblijvend nettoloon dalen de loonkosten waardoor arbeid (relatief) goedkoper
wordt zodat er minder substitutie van arbeid door kapitaal plaatsvindt.
Vraag 5
Maximumscore 3
Dit blijft uit een verbetering van het saldo. Een toename van de export heeft de
bestedingen en daarmee de productie in Japan gestimuleerd.
Vraag 6
Maximumscore 2
Er ontstaat overbesteding indien de bestedingen de productiecapaciteit gaan
overtreffen.
Opgave 2
Vraag 7
Maximumscore 2
- mogelijkheden voor kinderopvang;
- reiskostenvergoeding;
- studiemogelijkheden in arbeidstijd.
Vraag 8
Maximumscore 3
Door bedrijfstijdverlenging kunnen de constante kosten aan een grotere productie worden
toegerekend (en deze per product meer dalen dan de overige kosten stijgen).
Vraag 9
Maximumscore 2
6.765.000 6.620.000 = 145.000 personen.
Vraag 10
Maximumscore 3
Vraag 11
Maximumscore 3
Vraag 12
Maximumscore 2
Hoger.
Het reële loon is toegenomen omdat het nominale loon sterker is toegenomen dan de
prijzen.
Opgave 3
Vraag 13
Maximumscore 2
De hoogte van een waardevaste uitkering is gekoppeld aan de algemene prijsontwikkeling.
Vraag 14
Maximumscore 2
Een welvaartsvaste uitkering stijgt dan sterker dan een waardevaste uitkering zodat de
omzetting tot lagere AOW-uitgaven kan leiden.
Vraag 15
Maximumscore 3
Verhoging van de AOW-premie leidt in dit geval tot een lager netto inkomeri waardoor de
bestedingen en de productie kunnen dalen zodat de conjunctuurwerkloosheid toeneemt.
Vraag 16
Maximumscore 3
- Stijging premie-opbrengsten: f 5.000 x 0,31 = f 1.550
- Daling belastingopbrengsten: f 5.000 x 0,43 = f 2.150
Vraag 17
Maximumscore 3
Mogelijkheid b.
Premieheffing in de tweede schijf ontziet de lagere inkomens en belast de hogere inkomens
juist terwijl bij mogelijkheid a alle inkomensgroepen in gelijke mate worden belast.
Vraag 18
Maximumscore 3
Het omslagstelsel geldt voorzover de financiering plaatsvindt door de premie-opbrengst
in hetzelfde jaar en het kapitaaldekkingsstelsel geldt voorzover de financiering
plaatsvindt uit het fonds.
Opgave 4
Vraag 19
Maximumscore 2
Vraag 20
Maximumscore 3
De overheid probeert het gebruik van de auto terug te dringen ten voordele van
alternatieve vervoerswijzen waardoor de aanwending van productiefactoren verandert.
Vraag 21
Maximumscore 3
Vraag 22
Maximumscore 3
De totale autokosten blijven gelijk bij een verbruik van
liter benzine
De gemiddelde auto legt daarmee 820 x 12 = 9.840 kilometer af.
Vraag 23
Maximumscore 2
Op korte termijn is moeilijk over te schakelen op een alternatief voor benzine.
Volgende
|