Onbewogen praat Marion Cocke over de dood van haar moeder, het ongeluk van haar zus en haar onlangs weggelopen lievelingshondje. Maar zodra de naam Elvis valt "de zoon die ik nooit heb gehad" stromen de tranen. Zij was de laatste 2,5 jaar van Elvis' leven zijn 'persoonlijke verpleegster'.

Verpleegster Marion Cocke is nog steeds in tranen
"Elvis was zo'n lieverd"

De eerste vraag komt van Marion Cocke: Of wij wel haar boek hebben gelezen. Want met 'onwetenden' wenst ze niet te spreken. En dat terwijl wij het tranentrekkende werkje maar met moeite wisten door te worstelen. Cocke beschrijft tot in den treure hoe ze Presley's pilletjes en poedertjes klaarzette en af en toe stiekem een bananenpudding klaarmaakte "Want het was zo'n lieve jongen" terwijl hij dat eigenlijk niet mocht hebben. 'I Called Him Babe' noemde ze haar boek. Vrij vertaald: 'Ik Noemde Hem Schatje'.

"Het was nooit mijn bedoeling om een boek te schrijven," vertelt ze. "Maar toen Elvis stierf, was ik bang dat ik veel herinneringen aan hem zou vergeten. Dat was één overweging..." Ze huilt. "Bovendien," zegt ze, de ogen deppend, "wilde de daddy van Elvis graag dat ik dit boek zou schrijven. Hij smeekte het me bijna. Als een soort tegenwicht voor veel van die pulp en onwaarheden die meteen na Elvis' overlijden verschenen."

"Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan die lieverd denk", zegt ze, starend naar de bodem van het theeglas. Tranen wellen weer: "Elvis gaf mij dit gouden hangertje met zijn logo TCB (Taking Care of Business)," vertelt de nog steeds actieve verpleegster (71) en ze wriemelt het glimmende kleinood van onder haar smetteloos witte kraagje tevoorschijn. "Dit draag ik vanaf de dag dat hij het om mijn nek hing."

"Het klikte meteen tussen Elvis en mij. Ik kwam zijn kamer binnen, hier in het Baptist Memorial Ziekenhuis, in januari 1975. Hij was daar vanwege darmklachten. Elvis zat op bed in een donkerblauwe pyjama. Er hing een lok zwart haar voor zijn linkeroog. Elvis glimlachte en zei: 'Hallo'. Op datzelfde moment wandelde die jongen rechtstreeks mijn hart binnen."

Mevrouw Cocke schildert Elvis af als de ideale schoonzoon, "een echte heer". Ze roemt zijn vriendelijkheid, beleefdheid, zachtaardige karakter en zijn ruimhartigheid. "Elvis was zo gul. Hij gaf geld aan mensen die het nodig hadden, vroeg nooit iets terug. Hij deelde auto's uit alsof het koekjes waren... Ik heb buiten dit hangertje een met dertien diamanten bezet gouden kruis gekregen, een schitterende auto, een witte Pontiac Grand Prix en een nertsmantel." De auto heeft ze weggegeven. Aan haar zus. Was die niet..?

"Elvis was eigenlijk een heel eenzame jongen. Volgens mij is eenzaamheid zijn doodsoorzaak geweest..." Ze werkt een brok in haar keel weg en verzucht: "Ach, die verhalen over drugsgebruik zijn uit de lucht gegrepen. In de wereld gebracht door een aantal wraakzuchtige nep-vrienden die Elvis had ontslagen. Ik heb hem buiten de door dokter Nick voorgeschreven medicamenten nooit iets anders zien slikken. Elvis wilde helemaal geen superster zijn, wilde niet The King worden genoemd. Elvis zei altijd: 'Er is maar één King en dat is Jezus Christus.'"

Tranen of geen tranen, geen slecht woord over Elvis, want dan krijg je een helse verpleegster aan je broek. "Elvis noemde me altijd 'Miss Cocke'. Zo keurig... Elvis zei: "Mijn mama had het nooit goed gevonden als ik U zou tutoyeren." Het was altijd 'yes ma'am', 'no ma'am', 'thank you ma'am...' Oh ja, ik was zeker een soort moederfiguur voor hem. Elvis voelde zich heerlijk op zijn gemak bij mij."

Billy Smith, een neef van Elvis, vertelde dat Elvis altijd de stuipen kreeg als de verpleegster naar Graceland kwam. "Ik heb hem heel wat keren naar zolder zien vluchten, als-ie dat Witte Kapje het gazon op zag kuieren." Ook Billy schreef namelijk een boek. "Dat bedoel ik nou! Ik ken dat verhaal. Pure jaloezie", pareert mevrouw Cocke. Het zakdoekje maakt overuren.