Domineeszoon Edwards hecht aan z'n geloof

ATLANTA, zaterdag - Een jongensachtige lach op een hoofd van grijze haren. Het is een bijzondere combinatie, maar Jonathan Edwards is ook een bijzondere atleet. Hij hinkt, stapt en springt met veel succes door het leven. Vorig jaar werd hij in Gothenburg wereldkampioen door als eerste man in de geschiedenis de magische grens van achttien meter (tot tweemaal toe zelfs) te overschrijden. Maar ondanks alle voorspoed in de verspringbak voelt hij zich niet verheven. Tot 1993 weigerde hij nog op zondag te springen, omdat hij e'e'n dag in de week voor de Heer wenste vrij te houden. Daar is hij inmiddels van afgestapt, maar het geloof is nog altijd de belangrijkste pijler in het bestaan van de domineeszoon uit Gosforth.

Het verhaal van Jonathan Edwards is een beetje het verhaal van Eric Liddel, de olympisch 400 meter-kampioen die werd geëerd in de klassieke sportfilm 'Chariots of Fire'. "Er zijn misschien bepaalde overeenkomsten", erkent Edwards lachend. "Een goed christen zijn, een goede echtgenoot en een goede vader, dat zijn voor mij de dingen die er echt toe doen in het leven. Ik beschik niet over bovennatuurlijke krachten. Het geloof zelf is fundamenteel voor mij."

Vandaag begint voor Edwards in Atlanta het olympisch toernooi. In Engeland rekenen ze op een zekere gouden plak. Dat is opvallend, omdat hij mede door blessures allesbehalve een indrukwekkend jaar achter de rug heeft. Het vertrouwen is evenwel enorm, evenals zijn populariteit. Zijn bescheiden voorkomen scoort bij de Engelsen hoger dan de macho-manieren van sprinter Linford Christie. "Ik hecht aan een normaal leven. Seks, drugs en rock and roll; daar ben ik het type niet voor", weet Edwards zelf als geen ander. "Sommige mensen zijn zo groot op hun onderdeel, zoals Linford op de 100 meter, dat zij een aura krijgen dat mensen afschrikt. Maar bij mij denken mensen: als hij het kan, kan ik het ook. Ik heb geen aura."

Het is geen valse bescheidenheid. Edwards is wie hij was, een doodgewone jongen die toevallig ver kan springen en atletiek te allen tijde bijzaak in het leven vindt. Zodra hij langer dan een dag ("want dat heeft iedereen wel eens") het gevoel heeft dat het eigenlijk zinloos is wat hij doet, stopt hij ermee. Want enkel als hij het belang van zaken inziet, is hij bereid zich er volledig voor in te zetten. "Dat is een instelling die ik van huis uit heb meegekregen", vervolgt hij. "Mijn relatie met God is alles voor mij. Daardoor kan ik alles relativeren en op waarde schatten. Natuurlijk zou ik teleurgesteld zijn als ik hier geen olympisch kampioen zou worden, maar atletiek is niet zaligmakend voor mij. Er is zoveel meer in het leven dan atletiek. Die wetenschap geeft een zekere mate van vrijheid. Wat de artsen in Rwanda bijvoorbeeld doen, dat is van belang. Niet die sprongen van mij in een zandbak."

Edwards is zich pas op vrij late leeftijd, drie jaar geleden, fulltime met atletiek gaan bemoeien. Tot die tijd verrichtte hij als celbioloog genetisch onderzoek in een ziekenhuis in Newcastle. Pas na zijn derde plaats bij de wereldkampioenschappen atletiek in Stuttgart besloot hij alles op de sport te zetten. Het grote succes kwam twee jaar later. Zes keer, waarvan de helft met een ontoelaatbare rugwind, sprong hij verder dan het tien jaar oude wereldrecord (7,95 meter) van de legendarische Amerikaan Willie Banks. De verwondering over zijn snelle progressie was enorm. Het succes is volgens hem en zijn trainer te danken aan zijn bijzondere manier van springen. Edwards gebruikt nadrukkelijk zijn armen, terwijl die bij de meeste andere deelnemers maar een beetje naast hun lichaam hangen. Desondanks wilde het dit seizoen niet vlotten. Hij was geblesseerd en zijn olympische deelname leek zowaar een kort moment, tot ontzetting van alle Britten, in het gedrang te komen. Zijn verste sprong dit jaar bedroeg 'slechts' 17,82 meter.