ACHTeloos favoriet

LANIER, zaterdag - Amerikaans patriottisme reikt tot ver over het roeiwater van Lake Lanier. Kakofonie van Yankee Doodle-geluiden, doorspekt met stuitend chauvinisme en tomeloze trouw aan die goeie ouwe Uncle Sam.

Tijd voor de training. De boot van de USA Acht wordt nog aan z'n staart vastgehouden, maar aan boord is de beer al los. "Let's row the shit out of them", jankt als een krolse kater de stem van de stuurman over de plas. En daar wordt Ronald Florijn nou doodmoe van. Later, op het terras van Lanier Center (ironisch genoeg het hotel dat de Amerikaanse roeiers per se wilden hebben, maar vanwege te late reservering niet konden krijgen): "Alles is gemáákt in dit land, zelfs de vriendelijkheid. Nooit is iets normaal, altijd 'great' of 'super'. Daar begin ik na twee weken behoorlijk van te balen."

De ergernis geeft een kick en dat komt goed uit, want de Acht van de Verenigde Staten is morgen samen met Canada de voornaamste concurrent van Nederland. Florijn, de flapuit: "Ik was al dat gebral zo zat, dat ik heb geroepen: We gaan de hele handel hier met vijf seconden voorsprong kloppen. Klein gebaar in hun richting, steekje onder water en wellicht goed voor het zelfvertrouwen van de minder ervaren jongens in onze boot. Nico Rienks, de bedachtzame: "Ik geloof niet in dat soort spelletjes, ik geloof alleen in ons. De druk is groot. Iedereen denkt halverwege wel eens dat hij dood gaat. Een hartslag van tweehonderd is niet echt plezierig, maar we hebben gelukkig geen trucs nodig om in balans te blijven. Ook het weer mag nooit een excuus zijn. Alleen slechte sporters zeuren over de hitte."

Ze zijn een beetje verschillend, die twee. Florijn, het gezelligheidsdier uit Leiden. En Rienks, de koele Zwolse denker. Toch zijn hun lotgevallen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Samen in de dubbeltwee naar olympisch goud in Seoel, samen aan de wieg van het mooiste kind uit de geschiedenis van het vaderlandse roeien: de Holland Acht. Er wordt nogal hoogdravend over die wolk van een baby gedaan: de droom van een stelletje individuele topsporters, de klooster-gedachte van Rienks, dat soort teksten. Beetje overdreven, vinden de twee.

Rienks: "De Bankras op het water, in navolging van Selinger en z'n volleyballers? Onzin. Ik hoor die ouwe volleyballers vaak roepen hoe vreselijk goed ze bezig zijn geweest en hoe zwaar het allemaal was. Zulke teksten krijg ik niet uit m'n mond. In de dubbel-twee deden we precies hetzelfde als nu in de acht. Toen reden Ronald en ik in een Skodaatje naar de training, nu hebben we allemaal een auto van het olympisch comité. Je kunt zeggen: zo'n nieuwe wagen is mooier, maar zelfs dat betwijfel ik. Dat Skodaatje had m'n hart gestolen en bovendien hebben we in die tijd met doodordinair hard werken de achterstand op de Oost-Duitsers ingelopen."

Hoogst verwonderlijk vindt hij de verhalen over 'wonderprofessoren' als de Italiaan Conconi, die met hun verfijnde wetenschappen het wielrennen naar een nieuw tijdperk hebben gevoerd.

Rienks: "Verbazingwekkend, want wat die fietsers doen, deden wij jaren geleden al. We zijn niet voor niets steeds beter geworden. Maar waarom zouden we dat brallend als Amerikanen van de daken gaan schreeuwen? Als anderen zeggen dat wij onze tijd vooruit zijn, dan ga ik dat niet ontkennen."

Schrijnend feit: als het om de poen gaat, lopen ze achter bij de meesten op de Olympus. Maar ook daar weet Rienks iets positiefs uit te peuren: als je weinig geld hebt om te verdelen, kun je er ook geen ruzie over krijgen.

"Toen we goud wonnen in Seoel, rekenden we op niets en kregen we van Philips voor 10.000 gulden aan spullen. Daar waren we dus heel blij mee. Sindsdien zijn we zelf wel eens de boer op geweest. Kocht ik een pak koeken met op de verpakking de tekst 'Rienks Bakkerijen'. Dacht ik: toch even bellen. Gevolg was dat we een tijdje met 'Rienks koeken' op de boot hebben gevaren. Voor 5000 gulden en een doos van dat spul."

Florijn: "Ik probeerde hetzelfde met die borrel van Florijn. Niks dus. Kennelijk ben ik niet zo'n goede verkoper."

De acht wordt financieel drijvend gehouden door KIWA (keuringsinstituut voor waterleidingartikelen) en uiteraard door NOC*NSF, maar voor de roeiers zelf betekent die constructie geen vetpot. Ze klagen er niet over.

Florijn: "Als iemand me een ton toestopt, ga ik er echt niet op spugen, maar het is geen must."

Rienks: "Geld krijgen is prima, maar als er zoveel bij komt kijken dat we één procent minder snel gaan roeien, dan laat ik het echt mooi liggen."

Straks, als ze stoppen, kan de boot worden verkocht. De opbrengst is voor de roeiers, de verdeelsleutel al door Rienks uitgedokterd. Er wordt uitbetaald naar het aantal gevaren uren. Wie een paar jaar bezig is, krijgt meer dan de mannen die er het laatst zijn bijkomen. Jongens die gestopt zijn, ontvangen ook nog hun deel. Heeft de Amsterdamse Zwollenaar lang over nagedacht. Liever een paar centen inleveren, dan gedonder aan boord. De rust bewaren staat voorop. Daarom heeft Rienks ook getwijfeld om tijdens de openingsceremonie de Nederlandse vlag te dragen. Tot drie uur 's nachts op de been, de andere zeven hadden het uit kunnen leggen als verraad aan de ploeg. De opmerking van Koos Maasdijk ("Laat Nico 't doen, dan zijn wij als acht toch goed vertegenwoordigd") gaf de doorslag. Nu, aan de vooravond van de finale, zitten zes roeiers zwijgend bij het zwembad, terwijl de 'boegbeelden' Rienks en Florijn vertellen. Het is het enige onderscheid binnen de ploeg.

Ronald Florijn: "Niemand kan zeggen: ik ben de beste. Daarvoor zijn de reputaties aan boord te groot."

Morgen moet het dus gebeuren. Het laatste kunstje van twee lotgenoten. Rienks gaat verder als directeur van de ARBO-dienst in Houten, Florijn met een KIWA-project. Ze zullen 't wereldje missen, maar theatraal dramatisch zal het afscheid ook met goud om de nek niet worden. Schei even uit zeg. Die twee zijn geen Amerikanen.