&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">



Vergrijzing economisch probleem

door MARJAN VAN BEUNINGEN

Honderd jaar geleden was Nederland al één van de rijkste en meest productieve landen van Europa. Er was een sterke industriële sector, een grote dienstensector en een gevarieerd aanbod van hoogwaardige producten. "Sindsdien is er veel veranderd om die koppositie te kunnen behouden", aldus prof. dr. R. Griffiths, hoogleraar sociaal-economische geschiedenis aan de rijksuniversiteit Leiden.

De ontwikkeling van de verzorgingsstaat, de individualisering, de opkomst van de vakbonden en de ontzuiling zijn voorbeelden van belangrijke sociale veranderingen in deze eeuw. Economisch gezien is de veranderende rol van de overheid en de Europese eenwording van groot belang geweest.

Na jaren van stagnatie in de vorige eeuw, begon de economie in het begin van deze eeuw fors te groeien. Dat duurde tot in de jaren twintig. De wereldcrisis van 1929 maakte hier echter abrupt een einde aan. Nederland raakte, in navolging van de rest van de wereld, in de ban van de depressie. Ons land was toen ook al sterk afhankelijk van de internationale economie en de crisis kwam daarom hard aan. De werkloosheid was hoog en de export stagneerde. "De regering hamerde erop dat de arbeidskosten omlaag moesten. Maar de economie herstelde zich pas rond 1936, toen de gulden werd gedevalueerd," zegt Griffiths.

De angst voor een nieuwe depressie ebde pas na de jaren vijftig weg. Dankzij de snelle wederopbouw in de naoorlogse jaren ontwikkelde het productieapparaat zich krachtig en de regering begon te geloven dat ze de economie kon sturen met allerlei maatregelen. De economie kreeg in 1957 een belangrijke impuls toen in het verdrag van Rome vrij verkeer van goederen tussen Duitsland, Frankrijk, Italië en de Beneluxlanden werd vastgelegd. Griffiths: "De export groeide explosief. De Nederlandse economie groeide met maar liefst 5 tot 6 procent per jaar. Onze huidige economische groei zou men in die tijd een depressie noemen en 2% werkloosheid werd al dramatisch gevonden. Iedereen zong hosanna: de sleutel tot eeuwige economische groei leek gevonden."

In de jaren zestig ontstond zelfs een arbeidsoverschot: er waren maar liefst tien banen per potentiële werknemer. De schaarste op de arbeidsmarkt deed de lonen explosief stijgen. Toch bleef de diepgewortelde angst voor werkloosheid bestaan. De mensen wilden zekerheid en de regering moest die bieden. Dat leidde tot een tweede golf van sociale wetgeving. Griffiths: "De 'vangnet-wetten' van na de Tweede Wereldoorlog werden uitgebreid tot 'hangmat-wetgeving', waardoor de inkomensverschillen in rap tempo afnamen. De eerste sociale zekerheidswetten garandeerden het minimum, nu werd ervoor gezorgd dat niemand te ver weg zakte van de rest van de maatschappij."

Begin jaren zeventig begonnen de snelle loonstijgingen van de jaren zestig zich te wreken. De concurrentiepositie van de arbeidsintensieve industrieën verslechterde en de prijzen stegen. De oliecrisis van 1973-1974 maakte in één klap een einde aan de juichstemming van de jaren zestig. De groei van de economie stagneerde, de werkloosheid steeg onrustbarend en de sociale lasten werden voor de overheid een molensteen. De regering riep om loonmatiging en bezuinigingen. De inspanningen van de overheid ten spijt bleef het aantal banen achter bij de economische ontwikkelingen en de inflatie steeg. Het idee groeide dat de overheid niet het antwoord had, maar juist het probleem was. Marktmechanisme werd het nieuwe toverwoord.

Die politiek lijkt te werken. Het afgelopen decennium kenmerkte zich door een redelijk stabiele economische groei en een fors dalende werkloosheid. Wat staat Nederland de komende honderd jaar te wachten?

Griffiths: "De komende jaren wordt de toenemende vergrijzing een groot probleem. De kosten van de gezondheidszorg lopen uit de hand. Het betrekken van de enorme arbeidsreserves bij het arbeidsproces wordt de grootste uitdaging. In Nederland is de arbeidsinzet altijd al lager geweest dan in de ons omringende landen. Vooral vrouwen blijven achter. Maar als historicus doe ik nooit voorspellingen. Pas als de toekomst het verleden is geworden, zal ik uitleggen hoe onvermijdelijk het allemaal was."

Terug naar '100 jaar Nederland'